ECLI:NL:RBZWB:2022:931

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
23 februari 2022
Zaaknummer
C/02/393056 / JE RK 21-2604
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 februari 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De kinderrechter constateert dat de gecertificeerde instelling (GI) haar verzoek onvoldoende heeft onderbouwd, met name omdat de minderjarige geen toestemming heeft gegeven voor het delen van informatie met haar ouders. Dit roept vragen op over de informatievoorziening en de rol van de GI in het proces. De kinderrechter benadrukt dat het essentieel is dat alle relevante informatie wordt gedeeld om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. De minderjarige heeft aangegeven dat zij momenteel niet naar school gaat en dat zij zich richt op haar therapie. De kinderrechter oordeelt dat de gronden voor de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing nog steeds van toepassing zijn, gezien de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige. De maatregelen worden verlengd tot de meerderjarigheid van de minderjarige, zodat er een veilige omgeving kan worden geboden voor haar ontwikkeling. De kinderrechter besluit dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing worden verlengd tot de datum waarop de minderjarige 18 jaar wordt, en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/393056 / JE RK 21-2604
Datum uitspraak: 17 februari 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING,

locatie Eindhoven, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[minderjarige] , voornoemd,

[moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
en
[vader],
hierna te noemen: de vader,
samen te noemen: de ouders,
wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt in beide zaken uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 23 december 2021, ingekomen bij de griffie
op 23 december 2021;
- de brief met bijlagen van de ouders van 2 februari 2022, ingekomen bij de griffie op
4 februari 2022;
- de brief van [minderjarige] zoals overgelegd en voorgelezen tijdens het gesprek met de
kinderrechter.
Op 9 februari 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [minderjarige] , die apart is gehoord;
- de ouders;
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgevoerd door de moeder.
Bij beschikking van 18 februari 2021 is [minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 18 februari 2022. Ook is bij diezelfde beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing bij een setting voor opvoeding en verzorging ten aanzien van [minderjarige] verleend met ingang van 18 februari 2021 en tot 18 augustus 2021. De kinderrechter heeft bij beschikking van 22 juli 2021 deze machtiging verlengd tot 18 februari 2022. Op grond van deze machtiging verblijft [minderjarige] bij [bedrijf] te [plaats] .

Het verzoekDe kinderrechter begrijpt dat de GI verzoekt de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie zorgaanbieder 24 uurs te verlengen tot haar achttiende verjaardag, te weten tot [geboortedag] 2022.

De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

De standpunten

[minderjarige] heeft een brief geschreven en deze voorgelezen aan de kinderrechter. Voor haar is het heel belangrijk dat zij nu alles heeft gezegd wat zij wil, dit is onderdeel van haar proces. [minderjarige] heeft in het gesprek met de kinderrechter toegelicht dat zij niet meer naar school gaat, het werkte namelijk averechts op haar proces. Nu kan zij zich bovendien focussen op haar therapie, die is geïntensiveerd. Zij bevestigt dat het nu niet goed gaat met haar. Ook heeft zij toegelicht waarom zij niet wil dat informatie over haar wordt gedeeld met haar ouders. Dit komt voort uit wat zij thuis heeft meegemaakt en de angst die zij mede daardoor ervaart. De kinderrechter mag deze informatie echter wel ontvangen. Zij woont momenteel bij [bedrijf] en daar werkt zij aan zichzelf. Zij wil hier blijven wonen. Zij wil op dit moment geen contact met de ouders. Wel benoemt zij dat zij haar vader mist, maar ook hem wil ze nu niet zien. Van haar moeder heeft zij nodig dat zij niet meer in strijd is met haar. Er is echter absoluut geen verbetering, ook niet in de wijze van uitoefening van het gezag door de moeder. [minderjarige] heeft ook benoemd dat zij grote zorgen heeft over haar broertje, [naam] .
Het maakt voor [minderjarige] niet uit wat er beslist wordt, tenzij ze terug naar huis zou moeten. Door [bedrijf] is toegelicht dat het vrijwillig kader op dit moment nog niet mogelijk is omdat er nog te veel zaken geregeld moeten worden waardoor het lijntje tussen de ouders en [minderjarige] nodig is.
De GI handhaaft het verzoek, met dien verstande dat is bedoeld te verzoeken om de maatregelen te verlengen tot [geboortedag] 2022 aangezien [minderjarige] dan de leeftijd van meerderjarigheid bereikt. [minderjarige] heeft verzocht om geen informatie van haar te delen met de ouders. Ook [bedrijf] mag deze informatie niet delen van [minderjarige] . Hierdoor is de GI niet in de gelegenheid om de kinderrechter van meer informatie te voorzien over de zorgen die thans zijn gerezen over (het ontwikkelingsproces van) [minderjarige] . Wel kan de GI zeggen dat er grote zorgen zijn over [minderjarige] , haar situatie is verslechterd. Dit heeft er ook voor gezorgd dat [minderjarige] sinds kort voor de kerstvakantie is gestopt met onderwijs. [bedrijf] heeft intern hulpverlening voor haar ingezet om haar situatie te monitoren. Het is belangrijk dat [minderjarige] bij [bedrijf] blijft, daar zit zij goed. De GI benoemt dat een andere zorg het contact tussen [minderjarige] en de ouders is, zij wil nog steeds geen contact. Ook heeft de GI zorgen over het contact tussen [minderjarige] en haar broertje, [naam] . Daarover zijn namelijk ook zorgelijke signalen ontvangen vanuit [bedrijf] en dat ziet op de ex-vriend van [minderjarige] waar [broertje] contact mee heeft. Voor het maken van een borgingsplan is de verlenging van de maatregelen nodig. Dit plan zal ook zien op de periode na haar achttiende verjaardag.
De ouders hebben grote zorgen geuit over [minderjarige] . Zij krijgen geen informatie, maar de moeder wordt wel vanuit het niets geconfronteerd met papieren voor de inschrijving van [minderjarige] op een school en kort daarna voor toestemming dat [minderjarige] niet naar school zal gaan. Dat baart de ouders zorgen, aangezien [minderjarige] altijd graag naar school ging. Daarnaast hebben zij andere zorgelijke signalen ontvangen over [minderjarige] . De GI heeft steeds op vragen van de ouders geantwoord dat het goed ging met [minderjarige] en nu horen de ouders tijdens de mondelinge behandeling dat het juist slechter gaat.
Er is naar de visie van de ouders sprake van ouderverstoting en de inmenging van de GI draagt daar aan bij. Er wordt op geen enkele manier ingezet op contactherstel tussen [minderjarige] en de ouders, terwijl de GI hier wel een inspanningsverplichting toe heeft. Het liefste hebben de ouders [minderjarige] terug thuis, maar zij beseffen dat de situatie daar nu niet naar is. Zij heeft een keuze gemaakt en de ouders hebben daar niets in te willen. Het is echter zeer zorgelijk dat het slechter gaat sinds [minderjarige] bij [bedrijf] woont en de GI betrokken is, dan toen [minderjarige] nog thuis woonde.

De beoordeling

De kinderrechter constateert tot zijn ontsteltenis dat de GI het verzoek slechts zeer summier heeft onderbouwd. Aangezien [minderjarige] bij [bedrijf] woont en er hulpverlening betrokken is, wordt er verwacht dat er op zijn minst een verslag of rapportage van de betrokken hulpverleningsinstelling overgelegd wordt waar uit blijkt hoe het met [minderjarige] gaat. De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat [minderjarige] geen toestemming heeft verleend om deze informatie met de ouders te delen, waardoor de GI het ook niet in het verzoek aan de kinderrechter heeft kunnen opnemen en waardoor de GI ook tijdens de mondelinge behandeling niet nader heeft kunnen uitweiden over de ontwikkeling van [minderjarige] . Wel kan de GI melden dat het minder goed gaat met [minderjarige] en dat er zorgen zijn.
De kinderrechter begrijpt dat de GI zich in een lastige positie bevindt gelet op de wens van [minderjarige] . De GI dient echter als verzoekende partij zijn verzoek te onderbouwen en is op grond van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Jeugdwet gehouden om in rapportages of verzoekschriften de van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren en om stellingen (desgevraagd) nader toe te lichten. De kinderrechter dient immers te beschikken over alle beschikbare informatie teneinde een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. Bovendien dienen alle partijen te beschikken over gelijke informatie en hebben zij het recht om zich uit te laten over elkaars standpunten. De kinderrechter begrijpt dat de GI de wens van [minderjarige] wil respecteren, maar het is niet aan de GI om te beoordelen welke informatie de kinderrechter wel of niet toekomt voor de beoordeling van het verzoek. Alle van belang zijnde informatie dient te worden aangeleverd en indien bepaalde informatie niet gedeeld mag worden, dient de GI dit aan te geven en kan er verzocht worden bepaalde informatie niet te delen met de andere partij. Het is echter aan de kinderrechter om hierover te beslissen, te meer als het gaat om informatie over een minderjarige en ouders (met gezag). Het weigeren van informatieaanlevering kan onder bepaalde (met klemmende redenen onderbouwde) omstandigheden gerechtvaardigd zijn, maar het geheel onthouden van informatie die ziet op de grondslag van het verzoek is niet aanvaardbaar, zo ook niet in dit geval.
Dat gezegd hebbende komt de kinderrechter op basis van hetgeen besproken tijdens de mondelinge behandeling en het gesprek met [minderjarige] wel tot het oordeel dat de gronden voor de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing nog onverkort van toepassing zijn. Er is nog steeds sprake van een ontwikkelingsbedreiging. De kinderrechter begrijpt dat het niet goed gaat met [minderjarige] op dit moment, hetgeen door haar is bevestigd. [minderjarige] bevindt zich nu in een proces om te werken aan haar kindeigen problematiek en haar reactie op de opvoedomgeving bij haar ouders. Zij doet dit vanuit haar verblijf bij [bedrijf] en zij is er nog niet aan toe om contact te hebben met de ouders. Hiermee is de ontwikkelingsbedreiging een gegeven. De verlenging van de maatregelen is nodig om dit proces in een voor haar veilige omgeving voort te zetten en te borgen. Ook zorgen deze maatregelen voor een verbinding tussen de ouders en [minderjarige] , die alleen al voor de praktische zaken en de in sommige gevallen noodzakelijke instemming van de gezagdragende ouder. De maatregelen zullen daarom verlengd worden tot [geboortedag] 2022, zijnde de datum waarop [minderjarige] de meerderjarigheid bereikt. Deze laatste maanden dient er verder gewerkt te worden aan het proces van [minderjarige] en het opstellen van een borgingsplan, zodat ook na haar achttiende verjaardag verder gewerkt kan worden aan haar ontwikkeling.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot [geboortedag] 2022;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot [geboortedag] 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. Duinhof, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. K.M.P. van Ginneke, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2022.
KG
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.