In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 februari 2022, hebben eisers, [naam eiser1] en [naam eiser2], beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Het college had hen meegedeeld dat hun bijstandsuitkering per 11 april 2020 zou worden beëindigd omdat eiser de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt. Daarnaast werd hen medegedeeld dat zij over een bepaalde periode teveel bijstandsuitkering hadden ontvangen, omdat de WIA-uitkering van eiseres niet op de bijstandsuitkering in mindering was gebracht. Het college vorderde een terugbetaling van in totaal € 28.015,03, wat leidde tot het bestreden besluit waarin het bezwaar van eisers ongegrond werd verklaard.
Eisers voerden aan dat het college ten onrechte de vordering over 2019 had gebruteerd en dat hun bezwaar tegen de terugvordering inhoudelijk had moeten worden behandeld. De rechtbank oordeelde dat eisers redelijkerwijs hadden moeten begrijpen dat zij teveel bijstandsuitkering ontvingen, gezien het feit dat zij zowel een WIA-uitkering als een volledige bijstandsuitkering ontvingen. De rechtbank concludeerde dat het college bevoegd was om de teveel betaalde bijstandsuitkering terug te vorderen en dat de beslissing om de vordering te bruteren in redelijkheid was genomen. Het beroep van eisers werd ongegrond verklaard, en er werd geen reden gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de gemeente als de eisers in het kader van de Participatiewet en de terugvordering van onterecht ontvangen bijstandsuitkeringen. De rechtbank bevestigde dat de eisers niet voldoende hadden aangetoond dat zij het college tijdig op de hoogte hadden gesteld van de onjuiste uitbetaling, wat hen aansprakelijk maakte voor de terugvordering.