ECLI:NL:RBZWB:2022:910

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
23 februari 2022
Zaaknummer
AWB- 21_1272
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit UWV over WIA-uitkering en zorgvuldigheid van medisch onderzoek

Op 23 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het UWV, waarbij de eiser beroep had ingesteld tegen een besluit van het UWV van 18 februari 2021. Dit besluit betrof de weigering om per 1 juni 2020 een WIA-uitkering toe te kennen aan de eiser, die als chauffeur had gewerkt en was uitgevallen door longklachten en alcoholverslaving. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, omdat het UWV niet zorgvuldig had gehandeld in het medisch onderzoek. Eiser had aangevoerd dat hij niet adequaat was onderzocht door een verzekeringsarts en dat de hoorzitting via beeldbellen niet voldeed aan de vereisten voor een zorgvuldige procedure. De rechtbank oordeelde dat er geen fysiek spreekuurcontact had plaatsgevonden met een geregistreerde verzekeringsarts, wat noodzakelijk was gezien de aard van de klachten. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het UWV opgedragen binnen 12 weken een nieuw besluit te nemen, waarbij ook de in beroep overgelegde informatie over maatwerkvoorzieningen betrokken moet worden. Tevens is het UWV veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1272 WIA

uitspraak van 23 februari 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. S. Cakal,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 18 februari 2021 (bestreden besluit) van het UWV over de weigering eiser per 1 juni 2020 een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 12 januari 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger vwr] .

Overwegingen

1.
Feiten
Eiser is werkzaam geweest als chauffeur. Voor dat werk is hij op 4 juni 2018 uitgevallen vanwege longklachten en een alcoholverslaving.
Bij besluit van 24 juli 2020 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd per 1 juni 2020 aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 1 juni 2020 heeft vastgesteld op 5,35% en daarom de WIA-uitkering heeft geweigerd.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Bespreking van de medische beroepsgronden.
De arts van het UWV heeft eiser op 9 april 2020 telefonisch gesproken en heeft hem op 7 juli 2020 op het spreekuur gezien en onderzocht. De arts heeft het dossier bestudeerd alsmede de door eiser overgelegde medische informatie van de behandelaars en heeft deze bij haar conclusie betrokken. De arts heeft geconcludeerd dat bij eiser sprake is van verminderde functionele mogelijkheden en dat eiser is aangewezen op passende werkzaamheden. Zij acht eiser beperkt op aandacht, concentratie, doelmatig handelen, veelvuldige storingen, productiepieken en flexibel inspelen op onverwachte situaties. Eiser mag niet afgeleid worden door derden en heeft structuur en regelmaat nodig. Eiser is beperkt op hoog handelingstempo, samenwerken, omgaan met conflicten, klantcontact, zorg verlenende functies en leidinggevende aspecten, trillingsbelasting, beschermende middelen, duwen, trekken, tillen, dragen, lopen, staan en boven schouderhoogte werken. Eiser mag niet werken in stoffige omgevingen en is beperkt voor avond- en nachtwerk.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 16 juli 2020, geldig vanaf 9 april 2020.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier en de aanwezige medische informatie bestudeerd.
Zij heeft medische informatie opgevraagd bij eisers huisarts. Op 28 december 2020 heeft een hoorzitting plaatsgevonden via beeldbellen. De verzekeringsarts b&b concludeert dat er geen aanleiding is af te wijken van de bevindingen van de arts. Zij wijst erop dat haar conclusie is gebaseerd op de in het dossier aanwezige gegevens, de anamnese en het eigen medisch onderzoek. De verkregen informatie van de huisarts sluit aan bij hetgeen bekend is in het dossier. Hieruit blijkt dat geen sprake is van levercirrose maar (slechts) van leversteatose.
De verzekeringsarts b&b rapporteert verder dat eiser vanuit de bij hem aanwezige psychopathologie beperkt is voor mentaal belastende werkzaamheden met een zeer hoog gedwongen handelingstempo dan wel zeer veelvuldig voorkomende krappe deadlines. Eiser heeft moeite situaties te overzien; hierdoor is hij beperkt te achten voor het langdurig vasthouden van de aandacht. Hij is aangewezen op een vrij voorspelbare werksituatie die hem ter houvast kan dienen. Veelvuldige storingen zijn niet geschikt; zijn werk moet structuur en regelmaat hebben en ook niet erg hectisch zijn (in de zin van een kantoortuin). Bij het doen van werkzaamheden heeft eiser enige hulp nodig om te beginnen; hij zal niet snel uit zichzelf starten met activiteiten. In verband met het middelengebruik zijn chauffeursfuncties niet geschikt. Op sociaal vlak heeft eiser een wat kort lontje; hierdoor is hij sterk beperkt met betrekking tot conflicthantering en het hanteren van emotionele problemen van derden. Hij kan wel met anderen samenwerken mits hij hierbij eigen afgebakende deeltaken heeft. Veelvuldige contacten met hem onbekende derden zijn niet geschikt evenals leidinggevende taken. Vanuit met name de psychopathologie is eiser gebaat bij het kunnen aanhouden van een vaste dag-nachtstructuur. Werkzaamheden in de avond en nacht zijn niet geschikt.
Vanuit de problematiek aan het houdings- en bewegingsapparaat is eiser beperkt te achten voor fysiek belastende activiteiten (duwen, trekken, tillen en dragen, lopen, staan, zitten en boven schouderhoogte actief zijn). Grofslagige trillingen zijn niet geschikt voor de rug en het schoudergebied, evenals het dragen van zware beschermende middelen in de zin van bijvoorbeeld zware loodschorten.
Vanuit de luchtwegpathologie (COPD Gold 2) is eiser beperkt te achten voor fysiek/luchtweg belastende activiteiten in de zin van activiteiten in stoffige ruimtes of ruimtes met chemische gassen en dampen.
Vanuit de interne pathologie (leversteatose) is eiser beperkt te achten voor zeer sterk fysiek belastende activiteiten. Hierbij kan gedacht worden aan fysiek sterk inspannende werkzaamheden in algemene zijn (bepaalde functies in de bouw) als ook het veelvuldig zwaar torsen. Deze beperkingen zijn al geduid vanuit de bij eiser spelende problematiek van het houdings- en bewegingsapparaat.
De verzekeringsarts b&b wijkt niet af van de opgestelde FML van 16 juli 2020.
4.2
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat het onderzoek door het UWV onzorgvuldig was. Eiser stelt dat hij niet is onderzocht door een verzekeringsarts en dat de verzekeringsarts b&b hem via beeldbellen heeft gesproken. Er is voornamelijk gesproken met zijn begeleidster omdat er geen tolk kon worden ingeschakeld. Deze begeleidster voelde zich niet vrij om alle problemen van eiser te bespreken. Daardoor heeft onvoldoende onderzoek plaatsgevonden naar de psychische klachten.
Eiser stelt verder dat ten aanzien van zijn psychische klachten onvoldoende beperkingen zijn aangenomen. Eiser wijst op de aanwezige medische informatie waaruit onder meer blijkt dat psychotherapie niet mogelijk is vanwege het ernstige alcoholmisbruik. Eiser stelt dat vasthouden van de aandacht slechts 5 minuten mogelijk is; ten onrechte is geen beperking gesteld ten aanzien van verdelen van de aandacht en herinneren. Ook stelt eiser dat hij ten aanzien van spreken ten onrechte niet is beperkt omdat hij geen Nederlands spreekt en dat vanwege zijn psychische belemmeringen ook niet binnen 6 maanden kan leren. Eiser stelt dat een urenbeperking is aangewezen omdat hij slecht slaapt. Hij wijst op het zorgplan van Kayra Zorg waarin dit is gerapporteerd. De behandeling is gericht op het verkrijgen van een verbeterd dag-nachtritme. De begeleiding van Kayra Zorg heeft een medisch doel.
Eiser stelt verder dat voor zijn rugklachten, schouderklachten en luchtwegklachten onvoldoende beperkingen zijn opgenomen. Hij wijst ter onderbouwing hiervan op de aanwezige medische informatie van fysiotherapeut en huisarts. Tenslotte wijst eiser erop dat hij een indicatie heeft voor maatwerkvoorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
4.3
Oordeel rechtbank over beroepsgronden
De rechtbank zal allereerst de zorgvuldigheid van het onderzoek beoordelen. De rechtbank betrekt daarbij de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491 en overweegt het volgende.
Eiser heeft op 7 juli 2020 het spreekuur bezocht van een arts in dienst van het UWV. Deze arts was niet geregistreerd als verzekeringsarts. Deze arts heeft eiser gezien en onderzocht. In het rapport van 16 juli 2020 heeft de arts zijn bevindingen neergelegd en eiser belastbaar geacht met inachtneming van de beperkingen die hij heeft, welke zijn neergelegd in de FML van 16 juli 2020. Onder het rapport is vermeld dat het oordeel van deze arts is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts. Het rapport is niet medeondertekend door die verzekeringsarts.
In situaties als de onderhavige, waarin de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en waarin in de primaire fase geen spreekuurcontact is geweest met een geregistreerde verzekeringsarts, geldt het volgende uitgangspunt. In de bezwaarfase moet een betrokkene tijdens een spreekuurcontact door een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) worden gezien en moet feitelijk sprake zijn van een contact met een verzekeringsarts. Van een spreekuurcontact kan in zo’n situatie in beginsel slechts worden afgezien indien de verzekeringsarts b&b voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft.
Om het gebrek in de primaire fase te herstellen moet derhalve in de bezwaarfase een spreekuurcontact met de verzekeringsarts b&b plaatsvinden. Op 28 december 2020 heeft een hoorzitting plaatsgevonden door middel van zogenoemd beeldbellen. Bij die hoorzitting waren aanwezig de verzekeringsarts b&b, eiser en eisers begeleidster. Gepland was om tijdens het beeldbellen een tolk te laten aansluiten, maar dit is vanwege technische redenen niet mogelijk gebleken. Eisers begeleidster is daarom ook als tolk opgetreden.
Er is geen (fysiek) spreekuurcontact met de verzekeringsarts b&b geweest. Een motivering daarvoor is niet gegeven. Vanwege het feit dat tijdens het beeldbellen geen tolk aanwezig was en eisers begeleidster verklaarde dat zij niet wist of zij alle over eiser bekende medische gegevens met de verzekeringsarts b&b zou mogen delen, had naar het oordeel van de rechtbank niet mogen volstaan met een hoorzitting door middel van beeldbellen. Daarom acht de rechtbank het medisch onderzoek niet voldoende zorgvuldig verricht.
Op grond hiervan zal het beroep gegrond worden verklaard en het bestreden besluit worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank past niet een bestuurlijke lus toe, omdat nader medisch onderzoek dient plaats te vinden. Het UWV zal een nieuw besluit op bezwaar moeten nemen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van 12 weken.
Er zal derhalve een fysiek spreekuurcontact met de verzekeringsarts b&b moeten plaatsvinden. De rechtbank acht het nodig dat bij het nieuwe onderzoek wordt betrokken de in beroep overgelegde informatie over de maatwerkvoorzieningen die eiser op de datum in geding ontving op grond van de Wmo, te weten individuele begeleiding gedurende 4 uur per week en groepsbegeleiding gedurende 4 dagdelen per week.
5. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed. De rechtbank zal het UWV veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het UWV op binnen 12 weken na de dag nadat deze uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,00 aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both, griffier, op 23 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.