ECLI:NL:RBZWB:2022:84
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroepschriften wegens niet betalen griffierecht
Op 10 januari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetprocedure van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had in die eerdere uitspraak, gedateerd op 13 november 2020, de beroepen van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. De belanghebbende had op 31 december 2020 verzet aangetekend tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 29 november 2021, die online plaatsvond, was de gemachtigde van de belanghebbende, mr. D.A.N. Bartels, aanwezig. De rechtbank had het onderzoek ter zitting geschorst om de gemachtigde in de gelegenheid te stellen nadere bewijsstukken over de betaling van het griffierecht te overleggen. Deze stukken werden op 1 december 2021 ontvangen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepschriften van de belanghebbende op 13 maart 2020 waren ontvangen en dat de griffier de indiener had gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht van € 48 per beroepschrift. De gemachtigde had op 16 april 2020 verzocht om vrijstelling van het griffierecht vanwege betalingsonmacht, maar dit verzoek was afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende het griffierecht op 9 mei 2020 had betaald, maar dat deze betalingen automatisch waren teruggestort. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet in verzuim was geweest en dat het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard.
De rechtbank verklaarde het verzet gegrond en vernietigde de eerdere uitspraak. De beroepsprocedures worden voortgezet in de stand waarin zij zich bevonden ten tijde van de eerdere uitspraak. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 270,50. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, en openbaar gemaakt op 10 januari 2022.