ECLI:NL:RBZWB:2022:8392

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
22-012887
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van goederen in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 september 2022 uitspraak gedaan op een klaagschrift van klager, die in verband met een strafzaak tegen hem de teruggave van in beslag genomen goederen vorderde. Het klaagschrift was ingediend op 17 juni 2022 en betrof de inbeslagname van een personenauto, een zonnebril en een telefoon. Klager stelde dat hij de goederen nodig had voor dagelijks gebruik en persoonlijke contacten. Tijdens de behandeling in raadkamer op 31 augustus 2022 was klager niet aanwezig, maar zijn raadsman en de officier van justitie waren wel aanwezig. De officier van justitie stelde dat de inbeslagname van het voertuig moest worden gehandhaafd, omdat klager verdacht werd van een feit ten aanzien van de Opiumwet en het voertuig daarbij was gebruikt. De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift zich niet langer richtte tegen de telefoon en de zonnebril, omdat deze al aan klager waren teruggegeven. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak.

De rechtbank overwoog dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van het voertuig, omdat het niet onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van het voertuig zal bevelen. Klager had een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet leidde tot de conclusie dat het voertuig aan klager moest worden teruggegeven, gezien de verdenking tegen hem. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond, wat betekent dat de inbeslagname van het voertuig gehandhaafd blijft.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/209735-22
rk.nummer: 22-012887
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. M. Broere, Molenstraat 10, 4701 JS Roosendaal
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgevingen van inbeslagname op grond van artikel 94 en artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 12 mei 2022 onder klager in beslag zijn genomen: een personenauto van het merk Citroën, C4, blauw en voorzien van [kenteken] , een zonnebril van het merk Dita Flight 006, goud en een telefoon van het merk iPhone (hierna: de inbeslaggenomen goederen).
  • het klaagschrift, ingediend op 17 juni 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 31 augustus 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. R, in ‘t Veld en mr. als gemachtigd raadsman van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van de gelegde beslagen met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat klager een zwaarwegend belang heeft om de goederen terug te krijgen. Het voertuig heeft klager nodig voor dagelijks gebruik. De zonnebril heeft hij nodig voor de bescherming van zijn ogen. Daarnaast wenst klager teruggave van zijn telefoon om persoonlijke contacten te onderhouden.
In aanvulling op het klaagschrift heeft de raadsman aangevoerd dat de telefoon en de zonnebril zijn teruggegeven aan klager. De auto zou ook worden teruggegeven, maar het Openbaar Ministerie was in de veronderstelling dat [naam] eigenaar van het voertuig zou zijn. Dit is echter niet het geval, aangezien klager eigenaar is van het voertuig. Wanneer het Openbaar Ministerie een dergelijke uitlating doet, moet klager erop kunnen vertrouwen dat het voertuig wordt teruggegeven.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld de inbeslagname van het voertuig te handhaven. Achteraf is gebleken dat klager de eigenaar is van het voertuig en niet [naam] . Klager wordt verdacht van een feit ten aanzien van de Opiumwet waarbij het voertuig is gebruikt. Om die reden is niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, verbeurdverklaring van het voertuig zal bevelen.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
De rechtbank stelt vast dat het klaagschrift zich niet langer richt tegen het beslag op de telefoon en de zonnebril. Zij zal dan ook geen oordeel geven over deze goederen.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank stelt vast dat klager een beroep heeft gedaan op het vertrouwensbeginsel. Uit het raadkamerdossier is gebleken dat het Openbaar Ministerie de beslissing heeft genomen het voertuig terug te geven aan de eigenaar. Het Openbaar Ministerie had echter op dat moment de wetenschap dat [naam] de eigenaar van het voertuig was in plaats van klager. Alhoewel klager in beginsel moet kunnen vertrouwen op een dergelijke mededeling, kan het niet zo zijn dat op basis daarvan het voertuig aan klager moet worden teruggegeven. Klager wordt immers verdacht van een overtreding van de Opiumwet. Gelet op de verdenking tegen klager dat en het feit dat de het voertuig is gebruikt bij de vermoedelijke strafbare feiten acht de rechtbank het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voertuig zal bevelen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 28 september 2022 gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. de Kroon, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 september 2022.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).