ECLI:NL:RBZWB:2022:8380

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
22-015422
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van honden

Op 6 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klager, geboren in 1946, had een klaagschrift ingediend tegen de inbeslagname van zijn honden, die op 30 juni 2022 in beslag waren genomen. De behandeling vond plaats in raadkamer op 31 augustus 2022, waar de officier van justitie, mr. R. in 't Veld, en de raadsman van klager, mr. A.R. Mes, aanwezig waren. Klager stelde dat hij altijd goed voor zijn honden had gezorgd en toonde foto’s ter onderbouwing van zijn stelling. De officier van justitie daarentegen betoogde dat de honden in te kleine hokken waren aangetroffen en dat er onvoldoende zorg aan hen was verleend, wat door een dierenarts was bevestigd.

De rechtbank overwoog dat het klaagschrift ontvankelijk was en dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is. De rechtbank stelde vast dat er onvoldoende bewijs was dat klager de nodige zorg aan zijn honden had onthouden. Gelet op de omstandigheden en de getoonde foto’s, was er geen strafvorderlijk belang bij het voortduren van de inbeslagname. De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de honden aan klager. Deze beslissing werd genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. de Kroon, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: onbekend
rk.nummer: 22-015422
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1946 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 [van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 30 juni 2022 onder klager in beslag zijn genomen: twee honden, Staffords, goednummers: PL2000-2022169999-2477242 en PL2000-2022169999-2477243 (hierna: de honden).
  • het klaagschrift, ingediend op 20 juli 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het proces-verbaal van de raadkamerbehandeling van 8 augustus 2022;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 31 augustus 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. R. in ‘t Veld, klager en mr. A.R. Mes als raadsman van klager.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van de gelegde beslagen met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat klager vanaf de geboorte van de honden eigenaar en bezitter is geweest. Klager heeft middels een schrijven een reactie gegeven op het proces-verbaal van de verbalisant. Hieruit blijkt dat klager altijd goed voor de honden heeft gezorgd. De honden zijn niet te mager en zij voldoen aan de verhoudingen die voor hen geldt. Klager heeft de honden niet onthouden van zorg.
Klager heeft benadrukt dat hij goed voor de honden zorgt en heeft dit in raadkamer onderbouwd door het tonen van foto’s.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gelegde beslagen dienen te worden gehandhaafd. De honden zijn aangetroffen in te kleine hokken waar onvoldoende frisse lucht is. De dierenarts heeft verklaard dat aan de honden de nodige zorg is onthouden. Een dierenarts is een deskundige die daarover kan oordelen. Het gaat niet alleen om het feit dat de honden te mager zijn, maar ook om de voeding en tandsteen bij de honden. Op basis van het proces-verbaal van bevindingen en de verklaring van dierenarts is het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, verbeurdverklaring van de honden zal bevelen.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op hetgeen in raadkamer naar voren is gebracht en de in raadkamer getoonde foto’s, vooralsnog onvoldoende aannemelijk is geworden dat klager de nodige zorg heeft onthouden aan zijn honden zodanig dat die het voortduren van de inbeslagname rechtvaardigen.
Nu er geen strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag en de rechtbank niet is gebleken dat een ander dan klager redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van de honden is aan te merken, zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag gegrond verklaren en de teruggave van de honden aan klager gelasten.

3.De beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het klaagschrift gegrond;
  • gelast teruggave van de honden (goednummer: PL2000-2022169999-2477242 en PL2000-2022169999-2477243).
Deze beslissing is op 6 september 2022 gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. de Kroon, griffier, en is bij vervroeging uitgesproken op openbare terechtzitting van 6 september 2022.
De griffier is niet in staat deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).