ECLI:NL:RBZWB:2022:8335

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juli 2022
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
22-008757
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een voertuig

Op 18 juli 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klager, geboren in 1992 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg, heeft een klaagschrift ingediend met het verzoek om opheffing van het beslag op zijn Renault, die op 24 maart 2022 in beslag was genomen. Klager stelt dat hij eigenaar is van de auto en dat deze niet is verkregen door een strafbaar feit. Tijdens de behandeling in raadkamer op 4 juli 2022 is klager niet verschenen, maar zijn raadsman, mr. J.H.E.M. Kersemaekers, heeft het klaagschrift toegelicht. De officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, heeft zich op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd moet blijven, omdat er voldoende ernstige bezwaren zijn tegen klager in verband met de diefstal of heling van twee fietsen. De rechtbank heeft overwogen dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de Renault, omdat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de auto zal bevelen. De rechtbank heeft het klaagschrift ongegrond verklaard, wat betekent dat het beslag op de Renault blijft bestaan. De beslissing is genomen door rechter H.E. Goedegebuur en is op dezelfde dag openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-083656-22
rk.nummer: 22-008757
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager],
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats],
uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg,
hierna te noemen: klager.
Klager heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. J.H.E.M. Kersemaekers, advocaat te Breda, op het adres (4818 SJ) Breda, Parkstraat 10 (postadres: Postbus 4650, 4803 ER Breda).

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 24 maart 2022 onder klager in beslag is genomen: een bestelauto van het merk Renault, Kangoo 1,5 Dci, en voorzien van het [kenteken] (hierna: de Renault).
  • het klaagschrift, ingediend op 28 april 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 4 juli 2022. Gehoord zijn de officier van justitie mr. M. Nieuwenhuis en mr. J.H.E.M. Kersemaekers als gemachtigd raadsman van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen. Klager zit thans gedetineerd en heeft afstand gedaan van zijn verschijningsrecht.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat klager eigenaar is van de inbeslaggenomen Renault en daar geen afstand van heeft gedaan. Klager heeft de Renault evenmin verkregen door enig strafbaar feit of onttrokken aan een rechthebbende. Klager wordt bezwaard door de inbeslagneming en het voorduren daarvan alsmede door het uitblijven van een last tot teruggave van het voorwerp. Het belang van strafvordering verzet zich niet tegen de gevraagde teruggave.
In aanvulling op het klaagschrift heeft de raadsman in raadkamer aangevoerd dat door de verbalisanten op het politiebureau tegen klager zou zijn gezegd dat hij afstand moest doen van de auto, omdat anders de beslagkosten behoorlijk zouden oplopen. Klager heeft het idee dat de auto destijds enkel in beslag is genomen, omdat hij geen afstand wilde doen van de auto. Klager ontkent elke betrokkenheid bij hetgeen hem in concept wordt verweten. Het summiere dossier wijst niet zonder meer in de richting van klager anders dan dat het voertuig op zijn naam heeft gestaan. Klager is niet in de auto aangetroffen, maar lopend op enige afstand van het voertuig, hetgeen ook past bij zijn ontkenning. Het signalement van de dader dat uit de getuigenverklaringen volgt past ook niet bij de verschijning van klager. De Renault staat weliswaar op naam van klager, maar hij reed daar niet zelf in. De autosleutel was in het bezit van degene bij wie klager destijds verbleef. Anderen hebben zonder zijn toestemming de Renault meegenomen. De keten van bewijs tussen klager en het verwijt dat hem wordt gemaakt is te wankel. Klager wil het voertuig graag terug. Er is geen dringende noodzaak om het beslag op de Renault te laten voortduren nu het hoogst onwaarschijnlijk is dat de Renault later verbeurdverklaard zal worden. De raadsman heeft nogmaals verzocht om gegrondverkalring van het klaagschrift met last tot teruggave van de Renault aan klager.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd dient te blijven. Hij acht het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de Renault zal bevelen nu deze is gebruikt bij het plegen van strafbare feiten. Klager wordt verdacht van diefstal dan wel heling van twee fietsen. Het dossier bevat volgens de officier van justitie voldoende ernstige bezwaren voor de betrokkenheid van klager bij deze feiten. Het klaagschrift dient ongegrond te worden verklaard.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank overweegt als volgt. Op 24 maart 2022 krijgen verbalisanten omstreeks 05:17 uur een melding dat twee personen fietsen aan het uitladen waren vanuit een grijskleurige bestelauto met wit kenteken. Na onderzoek blijkt het te gaan om de inbeslaggenomen Renault. Verbalisanten zien de auto rijden en besluiten dan om de auto te volgen. Deze gaat er vervolgens met hoge snelheid vandoor. Uiteindelijk wordt de auto zonder personen aangetroffen. Na onderzoek aan de Renault blijkt klager de tenaamgestelde te zijn. Uit verder opsporingsonderzoek blijkt dat de locatie waar verdachte uiteindelijk - lopend - is aangetroffen, de locatie waar de Renault is aangetroffen en de locaties waar de fietsen zijn weggenomen en zijn aangetroffen, dicht bij elkaar in de buurt liggen. Voorts zijn er nog twee getuigen, waarvan één getuige de naam van klager noemt. Gelet op deze omstandigheden - uitgaande van de stand van zaken ten tijde van de behandeling van het klaagschrift in raadkamer en met inachtneming van het summiere karakter van de raadkamer - acht de rechtbank het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de rechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de Renault zal bevelen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 18 juli 2022 gegeven door mr. H.E. Goedegebuur, rechter, in tegenwoordigheid van mr. SH.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juli 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).