ECLI:NL:RBZWB:2022:8332

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juli 2022
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
22-005977
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van dieren

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juli 2022 een beslissing genomen op een klaagschrift van klaagster, die haar in beslag genomen honden en duif terug wilde hebben. De inbeslagname vond plaats op 19 februari 2022, omdat de politie vermoedde dat de dieren niet goed verzorgd werden. Klaagster, vertegenwoordigd door haar raadsvrouw mr. A.C.M. Tönis, betwistte deze beschuldigingen en stelde dat zij goed voor haar dieren zorgde. Tijdens de behandeling in raadkamer op 11 juli 2022 werd klaagster gehoord, evenals de officier van justitie, die stelde dat klaagster niet in staat was om voor de dieren te zorgen. De rechter moest beoordelen of het belang van de strafvordering het voortduren van het beslag rechtvaardigde. De rechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat het hoogst onwaarschijnlijk was dat de dieren aan klaagster teruggegeven konden worden, gezien de adviezen van een dierenarts en de bevindingen van de politie. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond, waardoor de honden en de duif in beslag blijven totdat er een definitieve beslissing in de strafzaak wordt genomen. Klaagster en het Openbaar Ministerie hebben de mogelijkheid om binnen veertien dagen in cassatie te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: -
rk.nummer: 22-005977
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klaagster]geboren op [geboortedag] 1987,
wonende te [woonadres] ,
voor deze zaak te bereiken via het kantoor van mr. A.C.M. Tönis, Parkstraat 10, 4818 SJ Breda
hierna wordt zij “klaagster” genoemd.

1.De procedure

Wat er is gebeurd in deze procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgevingen van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna is dit afgekort tot Sv), waarin staat dat op 19 februari 2022 de honden van klaagster genaamd [naam hond 1] en [naam hond 2] en een duif in beslag zijn genomen;
  • het klaagschrift op basis van artikel 552a Sv, dat op 22 maart 2022 is ingediend bij de griffie van deze rechtbank;
  • het proces-verbaal van aanhouding waarin te lezen staat wat er op de eerdere zitting van 20 maart 2022 is gezegd en beslist;
  • de reactie van de officier van justitie en
  • de overige stukken die in het dossier van deze zaak zitten.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 11 juli 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. A.C.M. Tönis als raadsvrouw van klaagster en klaagster.
Het klaagschrift gaat erover dat klaagster haar honden [naam hond 1] en [naam hond 2] en haar duif terug wil hebben. Klaagster heeft, via haar raadsvrouw mr. Tönis, geklaagd dat beide honden en de duif van haar af zijn genomen door de politie omdat de politie denkt dat de honden en de duif niet goed worden verzorgd. Klaagster is het daar niet mee eens omdat zij vindt dat zij altijd heel erg goed voor de honden en de duif heeft gezorgd. Klaagster is meerdere keren met de honden naar de dierenarts geweest en zij heeft beide honden de nodige behandeling(en) gegeven die de honden nodig hadden. Dit geldt ook voor de duif. Klaagster weet dat de honden te mager zijn en probeert hen juist op gewicht te krijgen. In raadkamer heeft zij de rechter verteld dat zij inmiddels is gehoord over de verdenking van het slecht behandelen van haar honden. Klaagster heeft benadrukt dat zij haar honden goed verzorgt. De meldingen waaruit iets anders zou blijken, zijn volgens klaagster verzonnen en wat de politie op heeft geschreven klopt niet.
De officier van justitie heeft in raadkamer gezegd dat klaagster niet voor de dieren kan zorgen. De officier van justitie ziet dat klaagster wel erg haar best doet maar het lukt niet. Daarom vraagt hij het klaagschrift ongegrond te verklaren.

2. De beoordeling

Mag de rechter het klaagschrift beoordelen?
Het klaagschrift is bij de juiste rechter ingediend en de raadkamer van de rechtbank is daarom bevoegd om dit klaagschrift te beoordelen.
Het klaagschrift is op tijd ingediend zodat klaagster zoals dat heet ontvankelijk is in het klaagschrift.
Aan alle eisen is dus voldaan en de rechter mag het klaagschrift beoordelen.
Wat moet de rechter beoordelen?
Een onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift heeft een summier karakter. Dat betekent dat de rechter niet zo uitgebreid mag kijken als de rechter die later over de inhoudelijke zaak of vordering moet beslissen.
Er is beslag gelegd op de duif en op de honden [naam hond 1] en [naam hond 2] op grond van artikel 94 Sv. Dat heet klassiek beslag.
Dit soort klaagschriften over klassiek beslag worden door rechters steeds volgens dezelfde regels beoordeeld. Die regels zijn genoemd in een uitspraak van de Hoge Raad die de naam ECLI:NL:HR:2010:BL2823 heeft gekregen. Volgens die uitspraak moet de rechter :
a. beoordelen of het “belang van strafvordering” het voortduren van het beslag vordert, en als dat niet zo is,
b. bepalen dat het beslag teruggegeven moet worden aan de persoon bij wie iets in beslag is genomen, tenzij redelijkerwijs vastgesteld kan worden dat het van iemand anders is. Als het beslag van iemand anders is dan mag het beslag niet terug worden gegeven aan de persoon bij wie het beslag is gelegd. In dat geval wordt een klaagschrift ongegrond verklaard.
Wat is dan dat “belang van strafvordering”? Het belang van strafvordering zijn redenen uit de wet om iets in beslag te houden. Dit is bijvoorbeeld zo als het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter die later over de inhoudelijke zaak oordeelt, zegt dat het beslag moet worden verkocht aan iemand anders (de verbeurdverklaring) of moet worden vernietigd (de onttrekking aan het verkeer). Dit kan als er later een strafzaak komt, maar ook als de officier van justitie aan een rechter vraagt die beslissing tot onttrekking aan het verkeer te nemen zonder dat er een strafzaak is.
Op basis van al deze regels kan de rechter nu beslissen het klaagschrift gegrond te verklaren zodat de honden en de duif terug mogen naar klaagster. Dat kan alleen als het hoogst onwaarschijnlijk is dat de rechter die later naar de zaak kijkt beslist dat de dieren naar iemand anders moeten. Als dat niet hoogst onwaarschijnlijk is, mogen de honden en de duif niet terug naar klaagster. Zij blijven dan in beslag tot een rechter later bij een inhoudelijke zaak een beslissing neemt. Het klaagschrift wordt dan ongegrond verklaard.
Wat vindt de rechter van het beslag op [naam hond 1] , [naam hond 2] en de duif?
De rechter stelt als eerste vast dat [naam hond 1] , [naam hond 2] en de duif van klaagster zijn. Als er geen strafvorderlijk belang meer is, dan zouden de honden en de duif aan haar teruggegeven moeten worden.
Klaagster is gehoord over de slechte behandeling van haar dieren en volgens de officier van justitie komt er een strafzaak. In het raadkamerdossier zitten stukken van een dierenarts die voor het Openbaar Ministerie onderzoek heeft gedaan naar de honden en de duif. De dierenarts heeft [naam hond 1] , [naam hond 2] en de duif onderzocht en een advies gegeven. De dierenarts vindt dat de honden en de duif niet de zorg hebben gekregen die zij nodig hadden. De dierenarts ziet dit aan het gewicht en het uiterlijk van de honden en de duif.
Ook zit er in het raadkamerdossier een proces-verbaal waarin de politie uitlegt hoe [naam hond 1] , [naam hond 2] en de duif bij klaagster woonden. De politie is daar erg van geschrokken. Zo schrijven zij dat de honden van klaagster erg mager waren en dat zij van alles lijken te mankeren. Bovendien zou één van de honden een muilkorf omhebben en daardoor niet goed kunnen eten en drinken. Zij schrijven ook op dat er geen water en eten voor de honden en de duif stond. De duif zou een spalkje om zijn poot hebben en het lijkt er ook op dat de duif niet kan vliegen.
Als de politie klaagster ziet dan reageert zij heel erg boos en begint zij te schelden en te dreigen tegen deze agenten. De agenten hebben ook opgeschreven dat zij zagen dat klaagster hardhandig met de honden en de duif omging.
Klaagster heeft meerdere papieren aan de rechter laten zien van de vele bezoeken die zij heeft afgelegd bij de dierenarts(en) met [naam hond 1] , [naam hond 2] en de duif. Met die papieren wil klaagster aan de rechter laten zien dat zij er alles aan doet om goed voor haar honden en haar duif te zorgen.
De rechter heeft goed geluisterd naar het verhaal van klaagster en de papieren gezien. De rechter weet zeker dat klaagster heel veel om haar honden en duif geeft. Maar de rechter kent ook de adviezen van de deskundige, alles wat de politie op heeft geschreven en de mening van de officier van justitie.
Nadat de rechter dat allemaal gehoord en nog eens gelezen heeft, aarzelt de rechter nog teveel of klaagster echt de zorg kan geven die de honden en de duif nodig hebben. Daarom vindt de rechter het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de rechter van de latere strafzaak zal beslissen dat de honden en de duif niet terug mogen naar klaagster. In de juridische taal is het dus niet hoogst onwaarschijnlijk dat de rechter later oordelend de verbeurdverklaring dan wel de onttrekking aan het verkeer van de honden en de duif zal bevelen. Om die reden zal de rechter het klaagschrift ongegrond verklaren. De honden en de duif blijven dus in beslag. De rechter hoopt wel dat het Openbaar Ministerie zorgt dat de strafzaak tegen klaagster zo snel mogelijk op zitting komt.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 25 juli 2022 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juli 2022.
Wat kunnen klaagster en de officier van justitie doen als ze het niet eens zijn met deze beslissing?
Door klaagster kan binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering). Ook het Openbaar Ministerie kan binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing in cassatie gaan bij de Hoge Raad der Nederlanden.