ECLI:NL:RBZWB:2022:8288

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
22-008025
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een auto

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juni 2022 uitspraak gedaan op een klaagschrift van klaagster, die de teruggave van haar in beslag genomen auto vorderde. Het klaagschrift was ingediend op 15 april 2022 en betrof een auto die op 6 april 2022 in beslag was genomen in het kader van een strafvorderlijk onderzoek tegen een derde, de belanghebbende. Klaagster stelde dat zij de enige eigenaar van de auto was en dat de inbeslagname haar belangen buitenproportioneel schaadde. De officier van justitie voerde echter aan dat de auto in beslag was genomen omdat de belanghebbende, die recidiveerde, zonder geldig rijbewijs had gereden en een bloedproef had geweigerd. De rechtbank oordeelde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de auto zou bevelen, gezien de omstandigheden waaronder de auto was gebruikt. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, omdat het belang van de strafvordering zich verzette tegen teruggave van de auto. De beslissing werd genomen in raadkamer, waarbij klaagster en haar gemachtigd raadsvrouw aanwezig waren, evenals de officier van justitie. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: -
rk.nummer: 22-008025
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klaagster]
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. A. Darrazi, Ringbaan-Noord 62, 5001 CD Tilburg
hierna te noemen: klaagster.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 6 april 2022 onder klaagster in het strafvorderlijk onderzoek tegen [belanghebbende] in beslag is genomen: een personenauto van het merk Lancia Ypsilon, grijs en voorzien van het [kenteken] (hierna: de auto).
  • het klaagschrift, ingediend op 15 april 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 16 juni 2022. Gehoord zijn de officier van justitie,
mr. T. Hendriks, klaagster en mr. A. Darrazi als gemachtigd raadsvrouw van klaagster.
De belanghebbende (overeenkomstig artikel 552a lid 5 Sv), zijnde [belanghebbende] is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klaagster. Daartoe is aangevoerd dat klaagster enig eigenaar is van de auto. Klaagster wordt bezwaard door de inbeslagneming en het voortduren daarvan. Het voortduren van de inbeslagname schendt de belangen van klaagster buitenproportioneel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op 6 april 2022 tegen de heer [belanghebbende] een proces-verbaal is opgemaakt wegens het weigeren van een bloedproef en het rijden zonder geldig rijbewijs. Gelet op het feit dat verdachte recidive heeft, is het voertuig in beslag genomen. Zowel klaagster als beslagene zijn gewaarschuwd voor de inbeslagname. Eerder is er een auto van klaagster onder beslagene in beslag genomen. Van klaagster mocht worden verwacht dat zij zou voorkomen dat verdachte gebruik kon maken van haar voertuig. Gelet op het voorgaande is het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voertuig zal bevelen.
In aanvulling op het klaagschrift heeft klaagster aangevoerd dat zij geen toestemming heeft gegeven aan beslagene om de auto te gebruiken en dat zij niet wist dat hij de auto had meegenomen.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klaagster is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
In deze doet zich het geval voor dat een ander dan degene tegen wie het strafvorderlijk onderzoek zich richt, stelt rechthebbende te zijn en zich beklaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave. In een dergelijk geval zal de rechtbank bij de beoordeling tevens acht moeten slaan op het bepaalde in art. 33a, tweede lid aanhef en onder a, Sr, inhoudende dat voorwerpen die niet aan de veroordeelde toebehoren alleen verbeurd kunnen worden verklaard indien degene aan wie zij toebehoren bekend was met hun verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
De rechtbank stelt op basis van de stukken vast dat klaagster eigenaar is van de inbeslaggenomen auto. Beslagene heeft meerdere keren in de auto gereden, terwijl hij onder invloed was en niet over een geldig rijbewijs beschikt. Een andere auto van klaagster is bij een zelfde soort situatie al eens in beslag genomen en klaagster is door de politie gewaarschuwd. Gelet op het feit dat de auto meerdere keren is gebruikt bij een strafbaar feit en de hiervoor genoemde omstandigheden acht de rechtbank het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de auto zal bevelen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
- het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 30 juni 2022 gegeven door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. de Kroon, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juni 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klaagster binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).