Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 16 december 2022 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam verzoekster] te [woonplaats verzoekster] , verzoekster,
Inleiding
Overwegingen van de voorzieningenrechter
wederzijdsezorg. Na ingang van de kostgangersovereenkomst is de gezondheid van [naam] verslechterd en heeft verzoekster de rol van mantelzorger op zich genomen. Verzoekster functioneert in haar dagelijkse bestaan geheel zelfstandig, behalve twee weken in januari 2022 toen zij haar schouder had gebroken en [naam] voor haar zorgde. Er is geen sprake van zorg van [naam] voor verzoekster. Onder verwijzing naar een uitspraak van de CRvB [1] stelt verzoekster dat samen eten, een boodschap doen of gebruik van de auto onvoldoende gewicht bieden voor de conclusie dat sprake is van wederzijdse zorg. De mogelijke aanpassing van de woning van verzoekster vanwege de WMO-aanvraag van [naam] is een aanpassing waar verzoekster op latere leeftijd ook persoonlijk belang bij krijgt. Zij verzoekt de voorzieningenrechter te bepalen dat de ISD, in afwachting van de uitspraak in de beroepszaak, dient over te gaan tot betaling van de bijstandsuitkering.
de beoordeling van de hoofdzaak en doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
huishouding indien twee personen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.