Uitspraak
19 4986 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt het college in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag € 748,-;
- bepaalt dat van het college een griffierecht van € 519,- wordt geheven.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de intrekking van bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en de terugvordering van bijstandsuitkeringen. Betrokkene ontving sinds 29 juli 2017 bijstand, maar meldde op 1 oktober 2018 dat zij in een caravan woonde op het terrein van haar ex-partner, X. Het college concludeerde dat betrokkene een gezamenlijke huishouding voerde met X, wat leidde tot de intrekking van de bijstand en de terugvordering van € 1.352,48. Betrokkene maakte bezwaar, maar het college handhaafde zijn besluit. De rechtbank verklaarde het beroep van betrokkene gegrond en vernietigde het besluit van het college, omdat de onderzoeksgegevens onvoldoende waren om te concluderen dat er sprake was van wederzijdse zorg tussen betrokkene en X.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad oordeelde dat de onderzoeksgegevens niet voldoende aanknopingspunten boden voor de conclusie dat er sprake was van wederzijdse zorg. De Raad benadrukte dat sociale activiteiten zoals samen eten en uitgaan niet van doorslaggevende aard zijn voor het aannemen van een gezamenlijke huishouding. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen gezamenlijke huishouding was, waardoor de intrekking van de bijstand onterecht was. Het college werd veroordeeld in de proceskosten van betrokkene en er werd griffierecht geheven.