Op 5 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was ingediend door klager, vertegenwoordigd door mr. E. Mulder, en betrof de teruggave van een bromfiets die op 10 september 2022 in beslag was genomen onder een belanghebbende. De rechtbank heeft vastgesteld dat het klaagschrift tijdig was ingediend en dat klager ontvankelijk was in zijn verzoek. Tijdens de behandeling in raadkamer op 21 november 2022 waren zowel de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, als de gemachtigd raadsvrouw van klager, mr. N. Dolinksi, aanwezig. Klager en de belanghebbende waren niet verschenen.
De rechtbank overwoog dat het belang van strafvordering zich niet langer verzette tegen de teruggave van de bromfiets, nu de officier van justitie had aangegeven dat er geen strafvorderlijk belang meer was bij het voortduren van het beslag. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet in de mogelijke uitkomst van een hoofdzaak kan treden. Gezien de omstandigheden, waaronder het feit dat de dochter van klager inmiddels over een rijbewijs beschikte, werd het klaagschrift gegrond verklaard.
De rechtbank heeft vervolgens besloten om de teruggave van de inbeslaggenomen bromfiets aan klager te gelasten. Deze beslissing werd genomen door mr. R.J.H. de Brouwer en is op dezelfde dag ter openbare terechtzitting uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld door het Openbaar Ministerie of door klager, afhankelijk van de betekening van de beslissing.