ECLI:NL:RBZWB:2022:8236

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 december 2022
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
22-023099
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een voertuig

Op 5 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door een klager wiens bromfiets (motor) op 11 juni 2022 in beslag was genomen. De klager, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. J.H.E.M. Kersemaekers, verzocht om teruggave van het voertuig, stellende dat hij eigenaar was en dat het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzette. De officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, was van mening dat het beslag gehandhaafd moest blijven, gezien de overtreding van de Wegenverkeerswet en het risico op recidive. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave, omdat het voertuig niet correct geregistreerd was en de klager verdacht werd van het besturen van een voertuig met valse kentekenplaten. De rechtbank concludeerde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van het voertuig zou bevelen. Daarom werd het klaagschrift ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 96-219301-22
rk.nummer: 22-023099
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats]
wonende op het [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. J.H.E.M. Kersemaekers, Parkstraat 10 te 4818 SJ Breda
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 11 juni 2022 onder klager in beslag is genomen: een bromfiets (de rechtbank begrijpt uit de stukken: motor) van het merk Piaggio, kleur zwart en voorzien van het Belgische [kenteken 1] ;
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 13 oktober 2022 ter griffie van deze rechtbank;
  • het verweerschrift van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 21 november 2022. Gehoord zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks en mr. J.H.E.M. Kersemaekes als gemachtigd raadsman van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klager. Daartoe is aangevoerd dat onder klager een motor in beslag is genomen waarvan hij eigenaar is. Klager wordt bezwaard door de inbeslagneming en het voortduren daarvan. Namens klager is aangevoerd dat het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet. Verzocht wordt het klaagschrift gegrond te verklaren. In raadkamer heeft de raadsman aanvullend aangevoerd dat een eventuele verbeurdverklaring disproportioneel zou zijn. Klager is eigenaar van het voertuig. Het is niet verstandig dat hij heeft gereden met valse kentekenplaten, maar de politie heeft hem wel tijd gegund om het voertuig correct te registreren. Klager heeft dit geprobeerd, maar de RDW wilde het voertuig zien hetgeen niet mogelijk was omdat deze in beslag was genomen. Vervolgens raakte klager gedetineerd. Momenteel is klager niet meer gedetineerd.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd dient te worden. Daartoe is aangevoerd dat tegen klager een proces-verbaal is opgemaakt wegens overtreding van artikel 41, lid 1, onder c, WVW. Het originele kenteken behorend bij het voertuig is [kenteken 1] . Het voertuig voerde valse kentekenplaten [kenteken 2] . De tenaamstelling van het voertuig is al sinds 16-06-2021 verlopen. Doordat het voertuig niet geregistreerd is, kan niemand verantwoordelijk worden gehouden voor met dit voertuig gepleegde verkeersovertredingen en dit is onwenselijk. Klager is 14 dagen in de gelegenheid gesteld het voertuig correct te registreren. Klager heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Het risico op recidive wordt groot geacht. Gelet op het voorgaande acht de officier van justitie het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voertuig zal bevelen. Verzocht wordt het klaagschrift ongegrond te verklaren. In raadkamer heeft de officier van justitie aanvullend aangevoerd dat het ongecontroleerde bezit van het voertuig in strijd is met de wet, waardoor het voertuig niet kan worden teruggegeven. De officier van justitie weet niet of het voertuig inmiddels is vernietigd.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank is van oordeel dat er een strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag op het voertuig. Klager wordt verdacht van het besturen van een voertuig met een valse kentekenplaat, hetgeen klager heeft bekend. Daarnaast is de tenaamstelling van het voertuig verlopen. Tot op heden is het voertuig niet juist geregistreerd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of de onttrekking aan het verkeer van het voertuig zal bevelen. Nu het juridisch niet mogelijk is tot een voorwaardelijke teruggave over te gaan, ziet de rechtbank in de klaagschriftprocedure geen ruimte om klager alsnog in de gelegenheid te stellen de registratie van het voertuig in orde te maken,.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart
- het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 5 december 2022 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 december 2022.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).