Op 5 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van klaagster, die de teruggave van een in beslag genomen e-step verzocht. De e-step was op 10 augustus 2022 in beslag genomen van haar zoon, die eerder een waarschuwing had gekregen voor het rijden op de e-step. Klaagster stelde dat zij de eigenaar was van de e-step en dat haar zoon deze niet meer zou gebruiken. Tijdens de behandeling in raadkamer op 21 november 2022 zijn klaagster en de officier van justitie gehoord. De officier van justitie betoogde dat het beslag gehandhaafd moest blijven, omdat er onvoldoende bewijs was dat klaagster de rechthebbende was en dat de verkeersveiligheid voorop moest staan.
De rechtbank oordeelde dat klaagster voldoende had aangetoond dat zij de rechthebbende was, onder andere door het overleggen van een aankoopbon. Ondanks een verschil in registratienummers tussen de kennisgeving van inbeslagname en de aankoopbon, had de rechtbank geen reden om aan de verklaring van klaagster te twijfelen. De rechtbank overwoog dat het hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de e-step zou bevelen, vooral gezien de toezegging van klaagster dat zij ervoor zou zorgen dat haar zoon de e-step niet meer zou gebruiken. De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de e-step aan klaagster.
Deze beslissing is genomen in het kader van de veranderende wetgeving per 1 januari 2023, waarbij het gebruik van e-steps op fietspaden wordt toegestaan. De rechtbank rekende erop dat klaagster zou zorgen dat de e-step aan alle vereisten zou voldoen, mocht het gebruik wettelijk worden toegestaan. De beslissing werd op 5 december 2022 uitgesproken door rechter R.J.H. de Brouwer, in tegenwoordigheid van griffier M. van Grinsven.