ECLI:NL:RBZWB:2022:8229

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 december 2022
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
22-023055
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van e-step

Op 5 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van klaagster, die de teruggave van een in beslag genomen e-step verzocht. De e-step was op 10 augustus 2022 in beslag genomen van haar zoon, die eerder een waarschuwing had gekregen voor het rijden op de e-step. Klaagster stelde dat zij de eigenaar was van de e-step en dat haar zoon deze niet meer zou gebruiken. Tijdens de behandeling in raadkamer op 21 november 2022 zijn klaagster en de officier van justitie gehoord. De officier van justitie betoogde dat het beslag gehandhaafd moest blijven, omdat er onvoldoende bewijs was dat klaagster de rechthebbende was en dat de verkeersveiligheid voorop moest staan.

De rechtbank oordeelde dat klaagster voldoende had aangetoond dat zij de rechthebbende was, onder andere door het overleggen van een aankoopbon. Ondanks een verschil in registratienummers tussen de kennisgeving van inbeslagname en de aankoopbon, had de rechtbank geen reden om aan de verklaring van klaagster te twijfelen. De rechtbank overwoog dat het hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de e-step zou bevelen, vooral gezien de toezegging van klaagster dat zij ervoor zou zorgen dat haar zoon de e-step niet meer zou gebruiken. De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de e-step aan klaagster.

Deze beslissing is genomen in het kader van de veranderende wetgeving per 1 januari 2023, waarbij het gebruik van e-steps op fietspaden wordt toegestaan. De rechtbank rekende erop dat klaagster zou zorgen dat de e-step aan alle vereisten zou voldoen, mocht het gebruik wettelijk worden toegestaan. De beslissing werd op 5 december 2022 uitgesproken door rechter R.J.H. de Brouwer, in tegenwoordigheid van griffier M. van Grinsven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: /
rk.nummer: 22-023055
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klaagster]
wonende op het [woonadres]
hierna te noemen: klaagster.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 10 augustus 2022 onder [belanghebbende] in beslag is genomen: een e-step van het merk Ninebot;
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 11 oktober 2022 ter griffie van deze rechtbank;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 21 november 2022. Gehoord zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks en klaagster.
De belanghebbende (overeenkomstig artikel 552a lid 5 Sv), zijnde [belanghebbende] , is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klaagster. Daartoe is aangevoerd dat op 10 augustus 2022 een e-step in beslag is genomen waarvan klaagster eigenaar is, en niet haar zoon. Volgens klaagster klopt het dat haar zoon eerder een waarschuwing heeft gekregen wegens het rijden op de e-step. Zij hadden op de betreffende dag de e-step wel bij zich, maar wegens een verwonding aan de voet van haar zoon zat hij bij haar achterop de scooter.
In raadkamer heeft klaagster erkend dat haar zoon die betreffende dag op de e-step heeft gereden, maar niet op het moment dat de verbalisant hen staande hield. Zij heeft voorts een aankoopbon van de e-step getoond, waaruit blijkt dat zij vorig jaar een e-step, Segway Ninebot Kickscooter, heeft gekocht voor een bedrag van € 299,00. Er staat echter een ander registratienummer op de aankoopbon dan het registratienummer in de kennisgeving van inbeslagname. Klaagster heeft aangevoerd dat het dezelfde e-step betreft, aangezien zij er maar één heeft aangeschaft. Haar zoon heeft geen e-step. Klaagster heeft toegelicht dat zij de e-step heeft aangeschaft zodat haar man, wanneer hij voor behandelingen aan keelkanker in het Erasmus ziekenhuis moest zijn, zich kan verplaatsen in het ziekenhuis. In het Erasmus ziekenhuis is het immers toegestaan om gebruik te maken van de e-step. Na de inbeslagname heeft klaagster direct naar de verzekering gebeld, die haar hebben verteld dat de e-step pas vanaf 1 januari 2023 verzekerd kan worden, omdat het gebruik van de e-step vanaf dat moment is toegestaan op het fietspad. Zij zal ervoor zorgen dat haar zoon geen gebruik meer kan maken van de e-step.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd dient te worden. Daartoe is aangevoerd dat tegen beslagene (hierna: verdachte) een proces-verbaal is opgemaakt wegens het rijden met een niet aangewezen voertuig. Het voertuig is in beslag genomen omdat verdachte hiervoor al eerder is gewaarschuwd. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat klaagster onvoldoende heeft aangetoond dat zij redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. Het lijkt erop dat verdachte de beschikking heeft over het voertuig. Verdachte leert kennelijk niet van de eerdere waarschuwing. De verkeersveiligheid dient te prevaleren boven het persoonlijk belang. Gelet op het voorgaande is het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voertuig zal bevelen. Verzocht wordt het klaagschrift ongegrond te verklaren.
In raadkamer heeft de officier van justitie gepersisteerd bij het eerder ingenomen standpunt. In aanvulling daarop is aangevoerd dat niet is aangetoond dat de e-step van de aankoopbon de inbeslaggenomen e-step betreft, nu het niet hetzelfde registratienummer betreft. De officier van justitie heeft daarnaast geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen van de verbalisant, die stelt dat hij verdachte heeft zien rijden op de e-step.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klaagster is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
In deze doet zich het geval voor dat een ander dan degene tegen wie het strafvorderlijk onderzoek zich richt, stelt rechthebbende te zijn en zich beklaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave. In een dergelijk geval zal de rechtbank bij de beoordeling tevens acht moeten slaan op het bepaalde in art. 33a, tweede lid aanhef en onder a, Sr, inhoudende dat voorwerpen die niet aan de veroordeelde toebehoren alleen verbeurd kunnen worden verklaard indien degene aan wie zij toebehoren bekend was met hun verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
De rechtbank stelt vast dat de e-step onder de zoon van klaagster in beslag is genomen. De rechtbank is echter van oordeel dat klaagster in raadkamer voldoende heeft aangetoond dat zij redelijkerwijs als rechthebbende van de inbeslaggenomen e-step kan worden aangemerkt. Klaagster heeft hiertoe een aankoopbon overhandigd. Ondanks dat een ander registratienummer is opgenomen in de kennisgeving van inbeslagname heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de toelichting van klaagster dat zij slechts één e-step heeft aangeschaft en haar zoon geen e-step heeft. Klaagster heeft voorts in raadkamer toegelicht waarom zij te e-step heeft aangeschaft, namelijk zodat haar man zich in het Erasmus ziekenhuis kan verplaatsen, en dat zij de e-step wil verzekeren nu de e-step per 1 januari 2023 zal worden toegelaten op fietspaden.
Door het raadplegen van internet is de rechtbank na de behandeling in raadkamer gebleken dat bij legalisering van het gebruik van een e-step buitenshuis strikte voorwaarden worden gesteld aan de e-step. De vraag is of de in beslag genomen e-step daaraan voldoet. Bovendien staat nog niet vast dat die legalisering per 1 januari 2023 daadwerkelijk plaats gaat vinden. Gelet op de eerlijkheid van klaagster in raadkamer en haar toezegging dat zij zal zorgen dat haar zoon de e-step niet meer gaat gebruiken, is de rechtbank van oordeel dat het hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van de e-step zal bevelen. De rechtbank rekent er daarbij op dat klaagster zal zorgen dat niemand de e-step buitenshuis of buiten het Erasmus ziekenhuis gaat gebruiken. De rechtbank rekent er ook op dat klaagster zorgt dat de e-step aan alle vereisten voldoet, mocht gebruik van een e-step buitenshuis wettelijk (onder voorwaarden) worden toegestaan. De rechtbank zal dan ook het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag gegrond verklaren en de teruggave van de inbeslaggenomen e-step aan klaagster gelasten.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart
- gegrond en gelast de teruggave van de inbeslaggenomen e-step aan klaagster.
Deze beslissing is op 5 december 2022 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 december 2022.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).