ECLI:NL:RBZWB:2022:8227

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 december 2022
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
22-022074
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een bromfiets

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 december 2022 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die in beroep ging tegen de inbeslagname van zijn bromfiets. De inbeslagname vond plaats op 2 augustus 2022, toen klager werd betrapt op het rijden zonder geldig rijbewijs. Klager stelde dat het belang van strafvordering niet langer vorderde en dat de verbeurdverklaring van de bromfiets onwaarschijnlijk was, gezien zijn beperkte financiële middelen en het feit dat hij bezig was met het behalen van zijn rijbewijs.

De rechtbank heeft de procedure in raadkamer behandeld op 21 november 2022, waarbij zowel de officier van justitie als de raadsman van klager aanwezig waren. De officier van justitie betoogde dat het beslag gehandhaafd moest blijven, gezien de recidive van klager en het feit dat hij geen geldig rijbewijs had. De rechtbank overwoog dat er een strafvorderlijk belang bestond bij het voortduren van het beslag, omdat klager verdacht werd van het rijden zonder rijbewijs en er een kans bestond dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de bromfiets zou bevelen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaard, met de overweging dat een voorwaardelijke teruggave van de bromfiets niet mogelijk was. Klager heeft de mogelijkheid om op basis van nieuwe feiten en omstandigheden een nieuw klaagschrift in te dienen, bijvoorbeeld als hij zijn rijbewijs behaalt. De beslissing is genomen door rechter R.J.H. de Brouwer en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: /
rk.nummer: 22-022074
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats]
wonende op het [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. P. Susijn, Tivolistraat 30 te 5017 HR Tilburg
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 28 september 2022 ter griffie van deze rechtbank;
  • het verweerschrift van de officier van justitie;
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 2 augustus 2022 onder klager in beslag is genomen: een bromfiets van het merk Btc Riva, voorzien van het [kenteken] en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 21 november 2022. Gehoord zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks, klager en mr. P. Susijn als raadsman van klager.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klager. Daartoe is aangevoerd dat op 2 augustus 2022 onder klager bromfiets in beslag is genomen waarvan hij eigenaar is. Nu stukken over de inbeslagname ontbreken, stelt klager zich op het (voorlopige) standpunt dat het strafvorderlijk belang bij het voortduren van het beslag ontbreekt en acht klager het voortduren van het beslag in strijd met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Verzocht wordt het klaagschrift gegrond te verklaren.
In raadkamer heeft de raadsman zich in aanvulling op het klaagschrift op het standpunt gesteld dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de bromfiets zal bevelen. De verbeurdverklaring als bijkomende straf heeft niet tot doel om recidive te voorkomen, maar om de veroordeelde in zijn vermogen te raken. Indien klager wordt veroordeeld, voert het te ver om de bromfiets verbeurd te verklaren. Daarbij komt dat de bromfiets een forse waarde vertegenwoordigt, klager bezig is met het behalen van zijn rijbewijs en hij beperkte financiële middelen heeft. Daarnaast is opgemerkt dat tegen de eerder opgelegde strafbeschikking verzet is ingesteld.
Klager heeft in raadkamer verklaard dat hij de bromfiets nieuw heeft gekocht voor een bedrag van in totaal € 2.200,00. Het lijkt klager een goed idee dat, als hij de bromfiets terug krijgt, hij de sleutel inlevert bij zijn begeleidster van begeleid wonen.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd dient te worden. Tegen klager is een proces-verbaal opgemaakt voor het rijden zonder geldig rijbewijs op 2 augustus 2022. Het voertuig is in beslag genomen omdat er sprake is van recidive (pleegdatum 6 juli 2022). Het voertuig staat op naam van klager en hij kan derhalve onbeperkt en ongestoord gebruikmaken van het voertuig. Klager leert kennelijk niet van eerder opgelegde straffen. Aan klager is tot op heden geen geldig rijbewijs afgegeven. De kans op recidive wordt gelet op het voorgaande als groot ingeschat. Het is volgens de officier van justitie dan ook niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voertuig zal bevelen. Verzocht wordt het klaagschrift ongegrond te verklaren.
In raadkamer heeft de officier van justitie gepersisteerd bij het eerder ingenomen standpunt. In reactie op het standpunt van de raadsman is aangevoerd dat een verbeurdverklaring weldegelijk tot doel heeft te voorkomen dat het strafbare feit nogmaals wordt begaan en dat er slachtoffers vallen. Het rijbewijs betreft een vaardigheidsbewijs. Klager heeft binnen één maand tweemaal gereden op de bromfiets. Verbeurdverklaring is niet hoogst onwaarschijnlijk omdat het feit met de bromfiets is gepleegd.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank is van oordeel dat er een strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag op de bromfiets. Klager wordt verdacht van het rijden zonder rijbewijs. Uit de thans voorhanden zijnde stukken blijkt dat klager al eerder – in dezelfde maand – staande is gehouden wegens het rijden zonder rijbewijs. Aan klager is tot op heden geen geldig rijbewijs afgegeven. De rechtbank acht het bij de huidige stand van zaken dan ook niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de bromfiets zal bevelen. In raadkamer is met klager gesproken over het inleveren van de bromfietssleutel bij zijn begeleidster, maar een voorwaardelijke teruggave is juridisch niet mogelijk is. Het staat klager vrij om op grond van nieuwe feiten en omstandigheden een nieuw klaagschrift in te dienen, bijvoorbeeld als hij zijn rijbewijs heeft gehaald.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart
- het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 5 december 2022 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 december 2022.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).