ECLI:NL:RBZWB:2022:8226

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 december 2022
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
22-022073
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van motorvoertuig

Op 5 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die zijn motor terugvorderde na inbeslagname. De inbeslagname vond plaats op 22 september 2022, omdat klager werd verdacht van het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. Klager, die destijds dakloos was, stelde dat hij recht had op teruggave van zijn motor, omdat hij zonder vervoer geïsoleerd raakte. De officier van justitie verweerde zich door te stellen dat er sprake was van recidive en dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vereiste. Tijdens de behandeling in raadkamer op 21 november 2022 zijn zowel klager als zijn raadsman, mr. P. Susijn, gehoord, evenals de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks.

De rechtbank oordeelde dat er een strafvorderlijk belang bestond bij het voortduren van het beslag, omdat klager verdacht werd van het rijden zonder rijbewijs en eerder al was staande gehouden voor vergelijkbare overtredingen. De rechtbank concludeerde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van het voertuig zou bevelen. Daarom werd het klaagschrift ongegrond verklaard. De beslissing werd genomen door rechter mr. R.J.H. de Brouwer, in aanwezigheid van griffier mr. M. van Grinsven, en is op dezelfde dag openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: /
rk.nummer: 22-022073
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats]
wonende op het [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. P. Susijn, Tivolistraat 30 te 5017 HR Tilburg
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 27 september 2022 ter griffie van deze rechtbank;
  • het verweerschrift van de officier van justitie;
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 22 september 2022 onder klager in beslag is genomen: een motor van het merk Kawasaki, type Zz-R600 en voorzien van het [kenteken] en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 21 november 2022. Gehoord zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks, klager en mr. P. Susijn als raadsman van klager.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klager. Daartoe is aangevoerd dat op 22 september 2022 onder klager een motor in beslag is genomen waarvan hij eigenaar is. Nu stukken over de inbeslagname ontbreken, stelt klager zich op het (voorlopige) standpunt dat het strafvorderlijk belang bij het voortduren van het beslag ontbreekt en acht klager het voortduren van het beslag in strijd met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Verzocht wordt het klaagschrift gegrond te verklaren.
In raadkamer heeft de raadsman aanvullend primair aangevoerd dat gelet op de partiële ongeldigverklaring onvoldoende kan worden vastgesteld dat het rijbewijs van klager ook voor het besturen van een motor ongeldig is verklaard, voor zover op grond van niet ondertekende processen-verbaal al vaststellingen kunnen worden gedaan. Daarnaast is er geen strafvorderlijk belang bij het voortduren van het beslag omdat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de motor zal bevelen. De officier van justitie heeft voor de recidive verwezen naar twee niet ondertekende processen-verbaal. Los van het feit dat de recidivegrond niet in het toetsingskader voorkomt, is er formeel geen sprake van recidive, omdat deze zaken niet onherroepelijk zijn. De verbeurdverklaring als bijkomende straf heeft ook niet tot doel om recidive te voorkomen, maar om de veroordeelde in zijn vermogen te raken. Indien klager wordt veroordeeld, voert het te ver om bij een eerste veroordeling de motor verbeurd te verklaren. Enkel een geldboete is meer voor de hand liggend.
Klager heeft in raadkamer verklaard dat zijn rijbewijs ongeldig is verklaard na het rijden onder invloed. Klager was destijds dakloos en leefde in zijn auto. Hij mocht met het rijbewijs wel scooter rijden, maar klager heeft momenteel geen scooter meer. Hij is vervolgens motor gaan rijden. Klager heeft aangevoerd dat hij zijn motor terug wil, omdat hij helemaal geïsoleerd raakt zonder vervoer. Hij stelt recht te hebben zich vrij te verplaatsen in Nederland, omdat hij wel ooit zijn rijbewijs heeft gehaald.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd dient te blijven. Daartoe is aangevoerd dat tegen klager een proces-verbaal is opgemaakt wegens het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. Het voertuig is in beslag genomen omdat er meermaals sprake is van recidive (pleegdatum 6 september 2022 en 16 juli 2021). Het voertuig staat op naam van klager en hij kan derhalve onbeperkt en ongestoord gebruikmaken van het voertuig. Het rijbewijs van klager is ongeldig sinds 1 februari 2021. Klager heeft in het verhoor verklaard dat hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig is verklaard. Uit het verhoor is bovendien af te leiden dat klager niet voornemens is te stoppen met het besturen van voertuigen. Klager leert kennelijk niet van eerder aangezegde processen-verbaal. Het rijbewijs van klager is tot op heden ongeldig. De kans op recidive wordt gelet op het voorgaande als zeer groot ingeschat. Het is volgens de officier van justitie dan ook niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voertuig zal bevelen. Verzocht wordt het klaagschrift ongegrond te verklaren.
In raadkamer heeft de officier van justitie gepersisteerd bij het eerder ingenomen standpunt. In aanvulling daarop en in reactie op de raadsman heeft hij opgemerkt dat hij denkt dat de mededeling van partiële ongeldigverklaring in het CBS-portaal te maken heeft met het feit dat destijds nog mogelijkheden openstonden om nog te reageren op de ongeldigverklaring.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank is van oordeel dat er een strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag op het voertuig. Klager wordt verdacht van het rijden zonder rijbewijs. De rechtbank gaat er gelet op de thans voorhanden zijnde stukken van uit dat het rijbewijs van verdachte – in ieder geval ten aanzien van de categorieën motorrijtuigen – ongeldig is verklaard. Uit de stukken blijkt voorts dat verbalisanten klager tweemaal eerder staande hebben gehouden wegens het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. Bovendien heeft klager in raadkamer herhaald dat hij het voertuig wenst terug te krijgen, omdat hij hiervan gebruik wenst te maken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voertuig zal bevelen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart
- het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 5 december 2022 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 december 2022.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).