In deze zaak heeft de kinderrechter op 22 december 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de gesloten plaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders. De kinderrechter heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een verzoek van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Veere, dat een machtiging verzoekt om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen voor de duur van zes maanden. Dit verzoek is gedaan na een negatieve ervaring van [de minderjarige] bij [zorginstelling 2], waar zij zich niet veilig voelde en waar behandelingen niet zijn doorgegaan. De ouders en de gedragswetenschapper hebben ingestemd met het verzoek.
De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en heeft de minderjarige, haar ouders, een vertegenwoordiger van het college en een gedragswetenschapper gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie van [de minderjarige] zorgwekkend is, met toenemende dwanggedachten en automutilatie. De kinderrechter heeft besloten dat het in het belang van [de minderjarige] is om haar verblijf bij [zorginstelling 1] voort te zetten, om verdere afglijding te voorkomen en haar de nodige stabiliteit en behandeling te bieden. De kinderrechter heeft de machtiging voor een periode van zes maanden verleend, met ingang van 1 januari 2023 tot 1 juni 2023, en benadrukt het belang van een veilige en stabiele omgeving voor de minderjarige.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 30 december 2022. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.