ECLI:NL:RBZWB:2022:8024
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in Wajong-uitkeringszaak na intrekking beroep
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De verzoekster had eerder een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) aangevraagd, maar deze was door verweerder geweigerd in een besluit van 14 november 2019. Na een bezwaarprocedure, waarin de rechtbank op 27 mei 2022 het eerdere besluit van verweerder vernietigde, heeft verweerder op 1 december 2022 alsnog besloten dat verzoekster recht heeft op een Wajong-uitkering met terugwerkende kracht tot 13 augustus 2019. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster en heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 759,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter I.M. Josten en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.