8.3.Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft eiser gesproken op een telefonische hoorzitting van 24 juli 2020. Zij heeft eisers dossier bestudeerd, waaronder een brief van GZ-psycholoog [naam GZ-psycholoog] van 7 maart 2017. De verzekeringsarts b&b stelt dat eisers belastbaarheid correct is weergegeven in de FML van 12 mei 2020 voor de data in geding van 20 juni 2020 en 22 juli 2020. Volgens de verzekeringsarts b&b zijn in de bezwaarfase geen nieuwe gezichtspunten naar voren gekomen die aanleiding geven tot het aannemen van meer beperkingen. De FML van 12 mei 2020 voorziet volgens de verzekeringsarts b&b voldoende in fysiek lichte en rugsparende arbeid. Zij acht de aangenomen beperkingen voor de polsklachten met betrekking tot de aspecten duwen/trekken, tillen/dragen en frequent zware lasten hanteren ook passend. Het gaat immers om een toename van pijnklachten bij bepaalde bewegingen van de rechterpols. De huisarts heeft geen andere behandelingen ingezet behalve een verwijzing naar fysiotherapie, wat duidt op spier- of peesproblematiek zonder onderliggende aandoening. Uit de telefonische hoorzitting blijkt niet dat sprake is van een andere aandoening. Eisers psychische klachten zijn mede toegenomen door privéomstandigheden. Uit de telefonische hoorzitting blijkt dat de voorgeschreven medicatie die eiser al een maand gebruikt een positief effect heeft. De huisarts heeft geen andere behandelingen geadviseerd, en eiser is ook niet doorverwezen naar de POH GGZ. Volgens de verzekeringsarts b&b zijn in bezwaar geen nieuwe medische gegevens overgelegd waaruit blijkt dat sprake is van een ernstigere medische situatie of van ernstigere beperkingen.
Beoordeling zorgvuldigheid van het medisch onderzoek van het UWV
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het medisch onderzoek van het UWV op een voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden. De primaire verzekeringsarts heeft eiser gesproken in een telefonisch spreekuur van 12 mei 2020. De verzekeringsarts b&b heeft eiser gesproken op een telefonische hoorzitting van 24 juli 2020, en ook werd informatie uit de behandelend sector bestudeerd in de vorm van een brief van GZ-psycholoog [naam GZ-psycholoog] van 7 maart 2017. Hiermee beschikten de verzekeringsartsen over voldoende inzicht in eisers (medische) situatie. Uit hun rapporten blijkt ook dat zij op de hoogte waren van eisers klachten, waaronder zijn rug-, nek-, schouder- en handklachten en de stemmingsklachten. Deze hebben de verzekeringsartsen ook kenbaar betrokken in hun beoordeling. Verder is de uitkomst van het medisch onderzoek voldoende onderbouwd.
Heeft het UWV eisers beperkingen onderschat?
10. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat het UWV zijn beperkingen heeft onderschat, nu hij geen nieuwe medische stukken heeft ingebracht die deze beperkingen objectiveren. Met betrekking tot zijn stelling dat het UWV zijn psychische problemen niet heeft betrokken in de beoordeling overweegt de rechtbank dat de verzekeringsarts b&b hier wel op ingaat op pagina 4 van haar rapport. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn stand-punt verder gewezen op een brief van zijn huisarts van 24 februari 2021. Aan deze brief kan niet de betekenis worden toegekend die eiser daaraan gehecht wenst te zien, reeds omdat deze dateert van na de data in geding van 20 juni 2020 en 22 juli 2020. De huisarts geeft aan dat eiser hem regelmatig heeft geconsulteerd voor polsklachten, rugklachten en zijn elleboog, maar deze klachten waren bekend bij de verzekeringsarts b&b en deze zijn ook op kenbare wijze meegewogen in haar beoordeling. Zij is echter van mening dat eisers beperkingen als gevolg van medisch objectiveerbare ziekte of gebrek correct is weerge-geven in de FML van 12 mei 2020. De rechtbank ziet in wat eiser aanvoert geen aanleiding om de betrokken medische informatie anders te wegen. Eisers stelling dat uit foto’s van zijn rug en nek van 21 september 2021 blijkt dat de slijtage is toegenomen kan evenmin worden gevolgd, omdat het hier ook gaat om een situatie van ruim na de data in geding.
11. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de enkele omstandigheid dat de verzekeringsartsen van het UWV de door eiser ervaren klachten op een andere manier hebben gewogen dan dat hij die ervaart, niet betekent dat hun oordeel onzorgvuldig of onjuist is. De subjectieve beleving van klachten is volgens vaste rechtspraak immers niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin bij eiser zijn vast te stellen. Van belang zijn alleen de medisch te objectiveren beperkingen.
Het arbeidsdeskundig onderzoek door het UWV
12. Het arbeidsdeskundig onderzoek van het UWV in het kader van de EZWB is verricht door arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige 1] en arbeidsdeskundige b&b [naam arbeidsdeskundige b&b] . De arbeidsdeskundige heeft, rekening houdend met de FML van 12 mei 2020, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van eisers mate van arbeidsongeschiktheid: Samensteller kunststof en rubberproducten (Sbc-code 271130), Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180) en Monteur printplaten (Sbc-code 267051). De arbeidsdeskundige b&b heeft deze functies gehandhaafd bij de herover-weging in bezwaar. Op basis van deze functies is geconcludeerd dat eiser vanaf 20 juni 2020 71,02% (derhalve meer dan 65%) kan verdienen van het maatmaninkomen.
13. Het arbeidsdeskundig onderzoek van het UWV in het kader van de WIA-beoordeling is verricht door arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige 2] en arbeidsdeskundige b&b [naam arbeidsdeskundige b&b] . De arbeidsdeskundige heeft, rekening houdend met de FML van 12 mei 2020, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van eisers mate van arbeidsongeschiktheid: Samensteller kunststof en rubberproducten (Sbc-code 271130), Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180) en Monteur printplaten (Sbc-code 267051). De arbeidsdeskundige b&b heeft deze functies gehandhaafd bij de heroverweging in bezwaar. Eiser is op basis van deze functies voor 6,38% arbeidsongeschikt geacht met ingang van 22 juli 2020.
14. Eiser heeft geen arbeidsdeskundige beroepsgronden geformuleerd. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor de conclusie dat de door het UWV gehanteerde functies niet mochten worden gebruikt voor de berekening van eisers mate van arbeidsongeschikt-heid. Op basis van de inkomsten die eiser met deze functies kon verdienen, heeft het UWV berekeningen gemaakt die leiden tot de conclusie dat dat hij vanaf 20 juni 2020 71,02% kan verdienen van het maatmaninkomen, en dat hij voor 6,38% arbeidsongeschikt kan worden geacht met ingang van 22 juli 2020. Omdat eiser tegen deze berekeningen geen gronden naar voren heeft gebracht, kan worden uitgegaan van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
15. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het UWV mocht overgaan tot het beëindigen van eisers ZW-uitkering met ingang van 20 juni 2020, en het beëindigen van zijn WIA-uitkering met ingang van 22 juli 2020. De beroepen worden ongegrond verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.