4.3.Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft het dossier van betrokkene bestudeerd, en haar gesproken tijdens een telefonische hoorzitting op 23 september 2020. De verzekeringsarts b&b overweegt dat blijkens de medische informatie in het dossier bij betrokkene sprake is van minder beperkingen dan zoals aangenomen door de primaire verzekeringsarts, maar dat geen aanleiding bestaat om af te wijken van de conclusie van de primaire verzekeringsarts over de duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen. De verzeke-ringsarts b&b heeft de aangepaste belastbaarheid van betrokkene vastgelegd in een FML van 28 september 2020.
Beoordeling zorgvuldigheid van het medisch onderzoek van het UWV
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het medisch onderzoek van het UWV op een voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden. De primaire verzekeringsarts heeft betrokkene gezien op een spreekuur. De verzekeringsarts b&b heeft haar gesproken tijdens een telefonische hoorzitting, en beide verzekeringsartsen hebben medische informatie uit de behandelend sector betrokken in hun beoordeling. Hiermee beschikten zij over voldoende inzicht in de (medische) situatie van betrokkene. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van haar klachten, en deze hebben zij ook kenbaar betrokken in hun beoordeling. Verder is de uitkomst van het medisch onderzoek voldoende onderbouwd. Eiseres stelt weliswaar dat het UWV de beperkingen van betrokkene heeft overschat en dat aanleiding bestaat om de FML aan te passen, maar zij heeft dit op geen enkele manier onderbouwd of nader geconcretiseerd met argumenten. De rechtbank gaat daarom voorbij aan deze stelling.
Het arbeidsdeskundig onderzoek door het UWV
6. Het bestreden besluit is gebaseerd op onderzoek dat is verricht door arbeids-deskundige b&b [naam arbeidsdeskundige b&b] . De arbeidsdeskundige b&b heeft, rekening houdend met de FML van 28 september 2020, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid van betrokkene: Productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180), Administratief medewerker (documenten scannen) (Sbc-code 315133), en Monteur printplaten (Sbc-code 267051). Op basis van deze functies is geconcludeerd dat betrokkene vanaf 6 april 2020 37,13% arbeidsongeschikt is.
Is het maatmaninkomen juist vastgesteld door het UWV?
7. Partijen zijn in deze zaak met name verdeeld over de vraag hoe het maatmanloon moet worden vastgesteld, meer specifiek of de onregelmatigheidstoeslag die aan betrokkene is uitbetaald moet worden meegenomen bij de vaststelling van het maatmanloon. Omdat de eerste ziektedag van betrokkene 9 april 2018 was, is de referteperiode terecht vastgesteld op de periode 1 april 2017 tot en met 31 maart 2018. Deze periode is ook niet in geschil. Tussen partijen staat verder vast dat de onregelmatigheidstoeslag die is uitbetaald in juli 2017 betrekking heeft op een periode voor de referteperiode. Ook staat tussen partijen vast dat het bij deze toeslag gaat om een bedrag van € 1.536,-.
8. De rechtbank stelt voorop dat uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), zie bijvoorbeeld de uitspraak van 28 april 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022: 961) volgt dat het UWV mag uitgaan van de gegevens van de polisadministratie, tenzij noodzakelijke gegevens ontbreken of wordt aangetoond dat deze gegevens onjuist zijn. Niet in geschil is dat de gegevens die in de polisadministratie zijn opgenomen juist zijn.
9. In de artikelen 7 en 7a van het Schattingsbesluit is weergegeven hoe het maatmaninkomen, zoals bedoeld in artikel 1 van de WIA, wordt berekend. Gelet op deze bepalingen moet de nabetaling van onregelmatigheidstoeslag door het UVW worden mee-genomen in de referteperiode, omdat betrokkene blijkens de polisadministratie binnen de referteperiode opgave heeft gedaan van de nabetaalde onregelmatigheidstoeslag. Ingevolge artikel 7a, eerste lid, van het Schattingsbesluit wordt het loon namelijk geacht genoten te zijn in het aangiftetijdvak waarover de werkgever opgave van dat loon heeft gedaan. Op deze wijze is bij het bepalen van het inkomensverlies wegens ziekte het feitelijk genoten loon dat betrokkene ontving voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid uitgangspunt. De rechtbank wijst hierbij op vaste rechtspraak van de CRvB, bijvoorbeeld de uitspraak van 12 februari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:288. Dat genoten loon wellicht betrekking heeft op een andere periode dan waarin het loon is betaald (en waarvan aangifte is gedaan), is daarbij niet relevant. 10. In het vijfde lid van artikel 7a van het Schattingsbesluit is weliswaar de mogelijk-heid opgenomen om af te wijken van het bepaalde in het eerste lid, maar die uitzondering ziet alleen op de situatie dat geen aangifte is gedaan van loon over een bepaalde periode terwijl de belanghebbende aantoont daarop in die periode wel recht te hebben. Deze situatie doet zich hier niet voor. Daarom kan ook niet worden toegekomen aan de vraag of al in de voorliggende periode recht bestond op de onregelmatigheidstoeslag en deze daarom wel vorderbaar maar niet inbaar was, zoals vermeld in de Nota van Toelichtingbij artikel 7a, vijfde lid, van het Schattingsbesluit, waarin naar de regelgeving over het dagloonwordt verwezen. Overigens is de rechtbank van oordeel dat niet met recht kan worden gesteld dat de toeslag al in de jaren voorafgaand aan de referteperiode vorderbaar was.
11. Het Schattingsbesluit biedt geen mogelijkheid in de vorm van een hardheidsclau-sule of uitzonderingsbepaling om in geval van een onevenredige uitwerking van de gestelde regels af te wijken. Naar oordeel van de rechtbank is het aan de besluitgever om eventuele ongewenste effecten van de in het Schattingsbesluit neergelegde systematiek teniet te doen. Gelet op wat hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het UWV het maatman-inkomen juist heeft vastgesteld.
Afwijzing van functies in de arbeidsongeschiktheidscategorie van minder dan 35%
12. Eiseres wordt ook niet gevolgd in haar stelling dat het UWV ten onrechte functies in de categorie minder dan 35% heeft afgewezen. De arbeidsdeskundige b&b heeft in de bezwaarfase weliswaar alleen onderbouwd waarom betrokkene geschikt kan worden geacht voor de functie 'Monteur 2' binnen Sbc-code 111180, maar hij heeft in de beroepsfase alsnog onderbouwd waarom andere functies binnen deze Sbc-code ongeschikt zijn geacht. De rechtbank acht deze onderbouwing – mede bij gebrek aan gemotiveerde betwisting – steekhoudend.
13. Gelet op het vorenstaande zal het beroep ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.