Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
de heffingsambtenaar.
1.Inleiding
2.Feiten en beoordeling door de rechtbank
3.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 22 december 2022, zijn de beroepen van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant beoordeeld. De heffingsambtenaar had aan de belanghebbende voor de jaren 2020 en 2021 aanslagen watersysteemheffing en zuiveringsheffing opgelegd, welke door de belanghebbende werden betwist. De rechtbank heeft op 2 december 2022 de zitting gehouden, waarbij de belanghebbende en de heffingsambtenaar aanwezig waren.
Tijdens de zitting is vastgesteld dat de heffingsambtenaar het hoorrecht heeft geschonden, wat heeft geleid tot de conclusie dat de beroepen gegrond zijn. De rechtbank heeft de uitspraken op bezwaar vernietigd en bepaald dat de heffingsambtenaar opnieuw uitspraak moet doen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is de heffingsambtenaar verplicht om het griffierecht van € 50 aan de belanghebbende te vergoeden, vermeerderd met wettelijke rente vanaf vier weken na de uitspraak.
De rechtbank heeft in deze zaak geen aanleiding gezien om verletkosten te vergoeden, maar heeft wel een reiskostenvergoeding toegekend, zoals eerder in vergelijkbare zaken is overwogen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep, dat binnen zes weken na de verzenddatum kan worden ingesteld bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.