ECLI:NL:RBZWB:2022:7886

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
BRE-22-1115
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep wegens termijnoverschrijding in belastingzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 december 2022 uitspraak gedaan op het verzet van drs. [belanghebbende] tegen een eerdere uitspraak van 5 augustus 2022, waarin zijn beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst niet-ontvankelijk werd verklaard. Het beroep was ingediend na de termijn, en de rechtbank oordeelde dat er geen verschoonbare redenen waren voor deze termijnoverschrijding. Belanghebbende had op 17 februari 2022 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 23 december 2021, maar de rechtbank concludeerde dat het beroep niet tijdig was ingediend.

In het verzet voerde belanghebbende aan dat de belastingdienst rekening moet houden met de gevolgen van Covid-19, en dat de inspecteur de termijnoverschrijding niet voldoende had onderbouwd. De rechtbank oordeelde echter dat het aan belanghebbende was om zijn stelling over de reden van de termijnoverschrijding te onderbouwen, en niet aan de inspecteur. De rechtbank vond de argumenten van belanghebbende te algemeen en onvoldoende onderbouwd om te concluderen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was.

De rechtbank handhaafde haar eerdere oordeel en verklaarde het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/1115

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2022 op het verzet van

drs. [belanghebbende] , te [woonplaats] , belanghebbende.

Procesverloop

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst van 23 december 2021 beroep ingesteld. Het beroepschrift is via email op 17 februari 2022 bij de rechtbank ontvangen.
Bij uitspraak van 5 augustus 2022 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld en heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat het beroep niet tijdig is ingediend en er geen redenen zijn gebleken die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken.
In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is.
Belanghebbende voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat hij van mening is dat als de belastingdienst bijzondere regels opstelt vanwege Covid-19, dat dan ook aan de zijde van belanghebbende rekening moet worden gehouden met de gevolgen van
Covid-19 aan de zijde van belanghebbende. De inspecteur heeft gesteld dat de termijnoverschrijding van het beroep niet verschoonbaar is. Belanghebbende is van mening dat de inspecteur deze stelling moet onderbouwen. Als de inspecteur er niet in slaagt om te bewijzen dat belanghebbende geen belemmeringen heeft ondervonden door Covid-19 dient de overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar geacht te worden, volgens belanghebbende.

Beoordeling van het verzet

Bij een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift blijft een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest (artikel 6:11 van de Awb).
Anders dan belanghebbende stelt dient belanghebbende zelf dus zijn stelling over de reden dat het beroepschrift te laat is ingediend te onderbouwen. Het is niet aan de inspecteur om dat te doen. De inspecteur is enkel in de gelegenheid gesteld door de rechtbank om te reageren op de door belanghebbende aangedragen reden van overschrijding van de beroepstermijn. De inspecteur heeft zijn zienswijze daarover gegeven.
Waar belanghebbende op doelt met zijn verwijzing naar bijzondere regels die de belastingdienst hanteert en de gevolgen daarvan is de rechtbank niet duidelijk. Voor zover dit volgens belanghebbende een reden zou zijn voor de overschrijding van de beroepstermijn is deze stelling te algemeen en zonder nadere onderbouwing onvoldoende om te kunnen oordelen dat het de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
In wat belanghebbende heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dus geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 5 augustus 2022. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 23 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
(De rechter is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen)
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.