ECLI:NL:RBZWB:2022:7883

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
BRE-21-5612
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen onbevoegdverklaring in belastingzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 december 2022 uitspraak gedaan op het verzet van de belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de ontvanger van de belastingdienst van 15 november 2021. De rechtbank had zich bij uitspraak van 15 april 2022 onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen. De belanghebbende heeft hiertegen verzet ingesteld, zonder verzoek om een zitting.

De rechtbank overweegt dat artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de mogelijkheid biedt om zonder zitting uitspraak te doen als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. In deze verzetprocedure beoordeelt de rechtbank of zij terecht heeft geoordeeld dat zij onbevoegd is. De belanghebbende stelt dat de rechtbank zich ten onrechte onbevoegd heeft verklaard, omdat de ontvanger niet kan invorderen in zaken die nog lopende zijn.

De rechtbank verduidelijkt dat de uitspraak waartegen verzet is ingesteld enkel betrekking heeft op de uitspraak op bezwaar van de ontvanger en dat de invordering van aanslagen losstaat van eventuele procedures betreffende onderliggende aanslagen. De rechtbank wijst erop dat beslissingen van de ontvanger niet door de belastingrechter kunnen worden getoetst. De rechtbank concludeert dat zij zich terecht onbevoegd heeft verklaard en dat het verzet ongegrond is. De uitspraak van 15 april 2022 blijft dan ook in stand. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/5612

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2022 op het verzet van

[belanghebbende] , te [woonplaats] , belanghebbende,

Procesverloop

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar van de ontvanger van de belastingdienst van 15 november 2021 (de uitspraak op bezwaar) beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 15 april 2022 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard van dat beroep kennis te nemen.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld en heeft daarbij niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft zich kennelijk onbevoegd geacht.
In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat zij onbevoegd is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
Belanghebbende voert, naar de rechtbank begrijpt, tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat de rechtbank zich ten onrechte onbevoegd heeft verklaard, omdat de ontvanger niet kan invorderen in zaken die nog lopende zijn. Eerst dient de uitkomst in die zaken te worden afgewacht. Belanghebbende is van mening dat de (fiscale) bestuursrechter wel bevoegd is om hierover te oordelen.

Beoordeling van het verzet

De rechtbank stelt voorop dat de uitspraak waartegen belanghebbende in verzet is gekomen enkel betrekking heeft op de uitspraak op bezwaar van 15 november 2021 van de ontvanger van de belastingdienst. In die uitspraak op bezwaar is door de ontvanger beslist op brieven van belanghebbende die gaan over invorderingskwesties. De invordering (waaronder de verrekening) van aanslagen staat los van eventuele procedures betreffende (onderliggende) aanslagen. Aanslagen worden opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst en daartegen kan afzonderlijk bezwaar worden ingediend bij de inspecteur en beroep worden ingesteld bij de belastingrechter. De toetsing van de juistheid van eventuele aanslagen maakt geen onderdeel uit van deze (verzet)procedure, die zoals gezegd ziet op een uitspraak op bezwaar van de ontvanger. De rechtbank wijst belanghebbende ten overvloede op de mogelijkheden die er zijn om bij de ontvanger te verzoeken om uitstel van betaling (bijvoorbeeld) in verband met nog lopende procedures. Het is dan aan de ontvanger om op een dergelijk verzoek te beslissen. Beslissingen van de ontvanger kunnen (behoudens zich hier niet voordoende uitzonderingen) niet door de belastingrechter worden getoetst. De rechtbank heeft zich in de bestreden uitspraak dan ook terecht onbevoegd verklaard.
In wat belanghebbende heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dus geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 15 april 2022. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 22 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.