ECLI:NL:RBZWB:2022:7879

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
BRE-21_1996
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak over verjaringstermijn inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 december 2022 uitspraak gedaan op het verzet van de belanghebbende tegen een eerdere uitspraak. De belanghebbende had in beroep gegaan tegen de uitspraak van de ontvanger van 2 april 2021, die een mededeling over een nieuwe verjaringstermijn voor de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2011 had gedaan. De rechtbank had eerder op 4 februari 2022 het beroep ongegrond verklaard, omdat het bezwaar door de ontvanger terecht niet-ontvankelijk was verklaard. De belanghebbende stelde verzet in tegen deze uitspraak, maar verscheen niet op de zitting op 9 december 2022, ondanks dat hij tijdig was uitgenodigd. De rechtbank concludeerde dat de uitnodiging correct was verzonden en dat de belanghebbende geen aanleiding had gegeven om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak. De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/1996

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2022 op het verzet van

[belanghebbende] , uit [woonplaats] , belanghebbende.

Procesverloop

Bij brief van 15 maart 2021 is aan belanghebbende een mededeling nieuwe verjaringstermijn bekend gemaakt ter zake van de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2011.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de ontvanger van 2 april 2021 op het hiertegen ingediende bezwaar beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 4 februari 2022 heeft de rechtbank dat beroep ongegrond verklaard omdat het bezwaar door de ontvanger terecht niet-ontvankelijk is verklaard, omdat tegen de mededeling verjaring geen bezwaar (en beroep) open staat.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 9 december 2022 op zitting behandeld. Aldaar is niemand verschenen.
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 18 oktober 2022, op het adres [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Uit navraag bij PostNL is gebleken dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze tijdig op het juiste adres is aangeboden. De uitnodiging is op 20 oktober 2022 afgehaald op het afhaalpunt.

Overwegingen

Belanghebbende voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat hij geen informatie heeft gekregen wanneer er een uitspraak zou volgen. Verder stelt belanghebbende dat hij bij zijn standpunt blijft dat de opnieuw ingestelde verjaringstermijn onterecht is.
De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk ongegrond geacht voor zover het beroep zich richt tegen de uitspraak op bezwaar. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard omdat tegen een mededeling verjaring geen bezwaar open staat. Voor zover het beroep is gericht tegen de mededeling verjaringstermijn heeft de rechtbank zich kennelijk onbevoegd verklaard, omdat tegen een dergelijke beslissing geen beroep kan worden ingesteld.
In wat belanghebbende heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 4 februari 2022. Die uitspraak is juist. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 23 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Griffier
rechter
(de rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen)
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.