ECLI:NL:RBZWB:2022:7878

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
22/4757
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens prematuur ingediende ingebrekestelling in belastingzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 december 2022 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de inspecteur van de belastingdienst, omdat zij van mening was dat de inspecteur niet tijdig had beslist op haar bezwaar tegen een naheffingsaanslag BPM. De naheffingsaanslag was op 3 juni 2022 aan de belanghebbende opgelegd, en zij had op 2 juni 2022 bezwaar gemaakt, dat op 7 juni 2022 door de inspecteur was ontvangen. De belanghebbende stelde dat de inspecteur niet binnen de wettelijke termijn had beslist, en heeft de inspecteur op 20 juli 2022 in gebreke gesteld. Echter, de rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling prematuur was, omdat de inspecteur tot 26 augustus 2022 de tijd had om te beslissen op het bezwaar. Hierdoor was het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk. De rechtbank kon niet ingaan op de inhoudelijke klachten van de belanghebbende, omdat er nog geen uitspraak op het bezwaar was gedaan. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4757

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende] uit [vestigingsplaats] , belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat belanghebbende heeft ingesteld omdat de inspecteur volgens haar niet tijdig heeft beslist op het bezwaar tegen de aan haar opgelegde naheffingsaanslag in de belastingen van personenauto’s en motorrijwielen (BPM), aanslagnummer: [aanslagnummer] (hierna: de naheffingsaanslag BPM).

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
De naheffingsaanslag BPM is met dagtekening 3 juni 2022 aan belanghebbende opgelegd.
Belanghebbende heeft bij brief met dagtekening 2 juni 2022, ontvangen door de inspecteur op 7 juni 2022, bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag BPM.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de inspecteur niet tijdig op het door haar ingediende bezwaar heeft beslist.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Belanghebbende heeft de inspecteur op 20 juli 2022 in gebreke gesteld. Vervolgens heeft zij op 12 oktober 2022 beroep ingediend. Belanghebbende heeft verzocht om toekenning van een dwangsom.
De inspecteur moet op een bezwaar binnen zes weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn voorbij is. De bezwaartermijn verliep in dit geval op 15 juli 2022, waardoor de inspecteur tot 26 augustus 2022 had om te beslissen op het door belanghebbende ingediende bezwaar.
De rechtbank overweegt dat belanghebbende de inspecteur in dit geval prematuur in gebreke heeft gesteld. De ingebrekestelling is namelijk op 20 juli 2022 ingediend terwijl de inspecteur tot 26 augustus 2022 had om te beslissen op het door belanghebbende ingediende bezwaar.
Het beroep wegens het niet tijdig beslissen op het ingediende bezwaar is daarom niet-ontvankelijk.
Niet is gebleken dat inmiddels een uitspraak op bezwaar tegen de naheffingsaanslag BPM is gedaan, zodat niet aan de orde is dat het beroep van rechtswege mede daarop betrekking heeft. De rechtbank kan daarom niet toekomen aan de inhoudelijke klachten van belanghebbende tegen de aan haar opgelegde naheffingsaanslag BPM.
Nu het beroep niet-ontvankelijk is, betekent dit ook dat niet wordt toegekomen aan toepassing van artikel 8:55c van de Awb (vaststelling dwangsom).
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. van Beijsterveldt, griffier, op 23 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.