ECLI:NL:RBZWB:2022:7869

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
C/02/403828 / JE RK 22-2075
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling in jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 december 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) tot verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ouders van de kinderen hebben eerder hun medewerking aan de hulpverlening geaccepteerd, maar de GI verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling met een jaar, omdat er volgens hen nog steeds een ontwikkelingsbedreiging aanwezig was. De ouders, bijgestaan door hun advocaten, hebben echter verzocht om afwijzing van dit verzoek, stellende dat zij actief hulp zochten en dat de kinderen goed gedijden in hun huidige situatie.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 december 2022 is vastgesteld dat de ouders zich sinds de terugplaatsing van de kinderen in hun gezin actief inzetten voor hun opvoeding en dat er een stijgende lijn waarneembaar is in hun ouderschap. De kinderrechter heeft geconstateerd dat de ouders de hulp van [zorginstelling 1] waarderen en actief opvolgen, ondanks dat zij soms emotioneel hebben gereageerd en hebben aangegeven te willen stoppen met de hulpverlening. De kinderrechter heeft ook meegewogen dat de ouders zelf een extra onderzoek voor [minderjarige 1] hebben aangevraagd, wat getuigt van hun betrokkenheid.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter geoordeeld dat er geen grond is voor verlenging van de ondertoezichtstelling, omdat de ouders in staat zijn om met de huidige ondersteuning de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen weg te nemen. De ondertoezichtstelling loopt af op 24 januari 2023, en de kinderrechter heeft het verzoek van de GI tot verlenging afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/403828 / JE RK 22-2075
Datum uitspraak: 22 december 2022

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

WILLIAM SCHRIKKER JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,

locatie Amsterdam , hierna te noemen: de GI,
betreffende

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. R.A.J. Delescen, te Roermond,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. R.A. Remport Urban, te Linne.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 30 november 2022, ingekomen bij de griffie op 30 november 2022.
Op 14 december 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. R.A. Remport Urban;
- de moeder, bijgestaan door mr. R.A.J. Delescen;
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling.
De feiten
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgevoerd door de ouders.
Bij beschikking van 24 januari 2020 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 24 januari 2023.
Bij beschikking van 9 december 2020 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg verleend voor de resterende duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot januari 2021. Bij beschikking van 15 december 2021 is de machtiging verlengd voor de duur van één maand. Bij beschikking van 21 januari 2022 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder (gezinshuis) verleend voor de duur van drie maanden, te weten met ingang van 24 januari 2022 en tot 24 april 2022. Het resterende deel van het verzoek is bij beschikking van 22 april 2022 afgewezen.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun ouders.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen met een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De standpunten

De GI heeft aangegeven dat de verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk om de continuïteit en stabiliteit te garanderen in het belang van de kinderen totdat er sprake is van een structureel veilige en stabiele opvoedsituatie. De kinderen zijn sinds 30 april 2022 weer thuiswonend. De eerste periode was het vooral een kwestie van wennen, stabiliseren en structuur bieden.
De ouders stellen zich over het algemeen meewerkend en leerbaar op maar zijn ook ambivalent in de samenwerking met de hulpverlener. Er is sprake van traumatische ervaring en onveilige hechting bij de kinderen. De kinderen hebben meer begeleiding nodig om toe te komen aan hun ontwikkeling.
De eigen problematiek van de ouders, het huishouden en de verzorging en opvoeding van de kinderen vraagt momenteel veel van de ouders, waardoor de begeleiding van [zorginstelling 2] noodzakelijk is én in het belang van de kinderen. De ouders moeten voor langere tijd beschikbaar, voorspelbaar en responsief zijn, zodat de kinderen het vertrouwen in hun ouders weer terug krijgen.
Wat de GI betreft, dient het komende jaar de stijgende lijn voorgezet te worden en dient er een verdere verdieping van de opvoedvaardigheden van de ouders plaats te vinden. De ouders kunnen dan laten zien dat zij het geleerde op de lange termijn kunnen toepassen en vasthouden.
De (advocaat van de) moeder verzoekt het verzoek van de GI af te wijzen. Subsidiair wordt een kortere verlenging verzocht. De ouders houden het belang van de kinderen voor ogen en zoeken actief hulp. De moeder heeft daarbij aangegeven dat ze de begeleiding niet weg willen doen. De samenwerking heeft echter wat stroef gelopen, omdat de ouders meer verwachtingen hadden en sneller wilden dan de begeleiding wilde. De begeleiding bepaalt het tempo en geeft aan rustig te willen opbouwen.
Daarnaast heeft de moeder zelf een extra onderzoek van [minderjarige 1] aangevraagd. Dat wilden de ouders al aanvragen nog voordat [minderjarige 1] in een pleeggezin zat, maar dat kon toen niet.
De (advocaat van de) vader verzoekt afwijzing van het verzoek van de GI. De vader begrijpt wel dat voorkomen moet worden dat er een terugval ontstaat, maar geeft daarbij aan dat [zorginstelling 1] er is om de ouders te ondersteunen. Wanneer de ouders het niet eens zijn met [zorginstelling 1] dan gaan ze in gesprek met [zorginstelling 1] . Daarnaast zijn ook opa en oma er om de ouders te ondersteunen.
Ook heeft [zorginstelling 1] een signaalfunctie en kan op die manier op elk moment een nieuw verzoek worden ingediend. De GI heeft op dit moment geen toegevoegde waarde voor de kinderen.
Daarnaast wordt benadrukt dat het met de kinderen goed gaat. Er is geen grond voor een verlenging.

De beoordeling

Op basis van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek kan een ondertoezichtstelling verlengd worden als voldaan is aan de voorwaarden van artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Er moet dus niet alleen sprake van een ontwikkelingsbedreiging zijn, maar de ouders moeten de zorg die in verband met het wegnemen van de ontwikkelingsbedreiging noodzakelijk is voor de kinderen niet of onvoldoende accepteren.
Op basis van de stukken en hetgeen besproken is op de mondelinge behandeling stelt de kinderrechter vast dat de ouders zich ook sinds de thuisplaatsing van de kinderen in hun belang hebben ingezet en dat er sprake is van een stijgende lijn in de uitvoering van hun ouderschap. Ook de GI geeft aan dat de ouders het goed doen. De GI is echter van mening dat de stijgende lijn voortgezet moet worden en gestabiliseerd, voordat de ondertoezichtstelling beëindigd kan worden.
De kinderrechter stelt echter vast dat de ouders de inzet van [zorginstelling 1] niet alleen waarderen, maar ook actief opvolgen. Ondanks dat de ouders enkele keren (met redenen) aangegeven hebben te willen stoppen met deze hulpverlening is deze hulpverlening nog steeds aanwezig. Ook de GI geeft aan dat de uitspraken van de ouders in een moment van emotie zijn gedaan en dat de hulpverlening niet daadwerkelijk is stopgezet.
De kinderrechter heeft op basis van de verslaglegging van [zorginstelling 1] en de GI kunnen vaststellen dat de ouders actief vragen om ondersteuning bij bijvoorbeeld het avond- of ochtendritueel. Deze hulp wordt vervolgens door hen actief opgepakt en leidt tot daadwerkelijke verbetering in hun aanpak van opvoeding. Daarnaast bespreken zij met [zorginstelling 1] zaken waar zij tegenaan lopen, zoals bijvoorbeeld de vriend die iets in het drinken van de vader heeft gegooid en daardoor ook het (ontbreken van) vertrouwen in andere mensen en hoe daarmee om te gaan.
Daarnaast weegt de kinderrechter mee dat de ouders zelf het onderzoek van [minderjarige 1] hebben aangevraagd.
De kinderrechter is van oordeel dat de ouders het belang van de kinderen voorop hebben staan, willen leren en hierin ook de ondersteuning van [zorginstelling 1] willen behouden. [zorginstelling 1] kan, zoals de GI heeft aangegeven, de hulpverlening ook in het vrijwillig kader bieden.
De kinderrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat de ouders, met ondersteuning van de huidige hulpverlening, in staat zijn om binnen het vrijwillige kader de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen weg te nemen. Er is daarmee naar zijn oordeel geen grond om deze ondertoezichtstelling te verlengen. De huidige ondertoezichtstelling loopt tot 24 januari 2023 en zal op die datum ten einde komen.
Dit alles leidt tot de navolgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling af.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. Duinhof, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2022 in tegenwoordigheid van mr. W.C.J. de Bont, griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.