ECLI:NL:RBZWB:2022:7816

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
C/02/389908 / HA ZA 21-554
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Römers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bebouwing op buurpad en exceptio plurium litis consortium in civiele procedure

In deze civiele procedure tussen [eiser] en [gedaagde] gaat het om een geschil over de bebouwing op een buurpad dat de percelen van beide partijen verbindt. [eiser], eigenaar van een pand te Waalwijk, vordert een verklaring voor recht dat er op het buurpad niet mag worden gebouwd en dat bepaalde objecten verwijderd moeten worden. [gedaagde], eigenaar van een naastgelegen pand met een slagerij, heeft units en goederen op het buurpad geplaatst, wat volgens [eiser] inbreuk maakt op de erfdienstbaarheid die het buurpad als voetpad bestempelt. De rechtbank oordeelt dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen. De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding, omdat meerdere percelen betrokken zijn bij het buurpad. De primaire en subsidiaire vorderingen van [eiser] zijn te ruim geformuleerd, waardoor ook andere buren worden betrokken zonder dat zij zich daarover hebben kunnen uitlaten. Bovendien is de vordering tot verwijdering van de units afgewezen, omdat deze al lange tijd aanwezig zijn en er geen klachten zijn ingediend. De rechtbank concludeert dat het vorderen van verwijdering misbruik van recht oplevert, aangezien [eiser] jarenlang geen bezwaar heeft gemaakt tegen de aanwezigheid van de units. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser] af en veroordeelt hem in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/389908 / HA ZA 21-554
Vonnis van 21 december 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. R. Zwanenberg te Eindhoven,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. R.G. van Moll te 's-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.Waar gaat de zaak over?

[gedaagde] en [eiser] zijn eigenaren van de naastgelegen percelen aan de [adres gedaagde] en [adres eiser] te Waalwijk. Naast het pand van [gedaagde] loopt een pad dat vervolgens aan de achterzijde van de panden gelegen aan de [adres gedaagde] tot en met [huisnummer buren 2] verder loopt. Ten behoeve van de nummers [adres eiser] tot en met [huisnummer buren 2] is een erfdienstbaarheid gevestigd over het erf van [gedaagde] (nummer [adres gedaagde] ) zodat de eigenaren van deze percelen via het pad de openbare weg kunnen bereiken. Ten aanzien van het pad zelf is bepaald dat dit een buurpad betreft. In het pand van [gedaagde] zit een slagerij waarbij ten behoeve van de slagerij een aantal units waaronder een vriescel aan de zijkant en achterkant van het pand van [adres gedaagde] geplaatst zijn. Daarnaast plaatsen werknemers van de slagerij wel eens spullen, waaronder kratjes tijdens de kerstperiode in 2020, op het pad. [eiser] vordert een verklaring voor recht dat er op het buurpad niet mag worden gebouwd en dat de objecten en de spullen verwijderd worden.
De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser] af. Er zijn meerdere percelen betrokken bij het buurpad, zodat sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. De primaire vorderingen en de subsidiaire vordering die ziet op de verklaring voor recht zijn te ruim geformuleerd waardoor ook de overige buren worden betrokken zonder dat zij zich daarover hebben kunnen uitlaten. Deze vorderingen worden daarom afgewezen. Daarnaast gaat de gevorderde verwijdering van units, waaronder de koelcel te ver. Als al vaststaat dat de units op het buurpad staan, dan is het weliswaar onrechtmatig om op het pad te bouwen, maar het levert misbruik van recht op omdat de units al sinds de jaren negentig en sinds 2015 aanwezig zijn en er jarenlang niet over is geklaagd. De vordering tot verwijdering van de goederen wordt eveneens afgewezen omdat niet is komen vast te staan dat er momenteel nog goederen op het pad staan.

2.De procedure

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 26 januari 2022;
  • de akte overlegging producties met productie 12 zijdens [eiser] van 29 juni 2022;
  • de mondelinge behandeling van 29 juni 2022, waarvan zittingsaantekeningen zijn gemaakt;
  • de akte eiswijziging van [eiser] van 27 juli 2022;
  • de antwoordakte van [gedaagde] van 21 september 2022.
2.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiser] is sinds 4 augustus 2006 eigenaar van het pand aan het adres [adres eiser] , te Waalwijk. De bovenwoning van de bedrijfsruimte wordt door [eiser] bewoond, de bedrijfsruimte wordt gebruikt ten behoeve van de eenmanszaak [naam eenmanszaak] .
3.2.
[gedaagde] is de eigenaresse van het pand staande en gelegen aan het adres [adres gedaagde] te Waalwijk. [gedaagde] is de moedermaatschappij (en enig bestuurder en aandeelhouder) van [naam slagerij] B.V., de slagerij is gevestigd in het pand aan de [adres gedaagde] . [gedaagde] heeft de eigendom verkregen op 9 augustus 2001.
3.3.
Naast het pand van [gedaagde] , maar op haar perceel, en achter de panden van [gedaagde] , [eiser] en de twee overige buren (de percelen [adres gedaagde] tot en met [huisnummer buren 2] ) is een buurpad gelegen. Daarnaast is er een erfdienstbaarheid gevestigd voor het stuk gelegen tussen het buurpad en de openbare weg, zodat de eigenaren van de percelen [adres eiser] tot en met [huisnummer buren 2] de openbare weg kunnen bereiken. Ook de twee buren van partijen zijn gerechtigd om gebruik te maken van het buurpad en van de erfdienstbaarheid. Het perceel van [gedaagde] is afgesloten met een poort. [eiser] beschikt over een sleutel. De eigenaren van de percelen [adres gedaagde] tot en met [huisnummer buren 2] zijn allen over en weer gerechtigd tot het gebruik van het buurpad.
3.4.
De overeengekomen erfdienstbaarheid tussen de openbare weg en het buurpad luidt als volgt:
“4. Ten laste van het bij deze verkochte en ten behoeve van het niet verkochte gedeelte van gemeld kadastraal perceel gemeente Waalwijk [perceelnummer] voorzover ingenomen door de plaatselijke percelen [straatnaam] nummers [adres eiser] , [huisnummer buren 1] , [huisnummer buren 2] wordt bij deze gevestigd zulks altijddurend en om niet – de erfdienstbaarheid in- en uitweg van en naar de openbare weg ( [straatnaam] ) zulks met gebruikmaking van de bestaande dam, gelegen vlak ten oosten van de plaatselijke percelen [adres buren 3] en [adres gedaagde] , zullende de koopster echter het recht hebben deze uitweg te verleggen naar een strook grond ter breedte van tenminste vijf meter, gelegen onmiddellijk langs de kadastrale ongeveer oost-grens van het bij deze gekochte, zullende de kosten van verleggen en verharden van bedoelde uitweg komen ten laste van de koopster bij deze akte. […]”
Ten aanzien van het buurpad is bepaald:
“6. Ten behoeve en ten laste van het bij deze verkochte en ten behoeve en ten laste van het niet verkochte gedeelte van gemeld kadastraal perceel gemeente Waalwijk [perceelnummer] , voorzover ingenomen door de plaatselijke percelen [straatnaam] nummers [adres eiser] , [huisnummer buren 1] en [huisnummer buren 2] wordt bij deze overeengekomen, dat de strookjes grond welke op de aan deze akte gehechte situatietekening gearceerd zijn met X aangegeven, niet mogen worden bebouwd en worden bestemd tot buurpad als bedoeld in artikel 719 van het Burgerlijk Wetboek zulks ten behoeven van de gebruikers van de percelen [straatnaam] nummers [huisnummer buren 3] , [adres gedaagde] , [adres eiser] , [huisnummer buren 1] en [huisnummer buren 2] en wel om te dienen tot gemeenschappelijk voetpad van en naar deze percelen onderling en naar en van de openbare weg via de bij deze akte gevestigde erfdienstbaarheid van uitweg, met dien verstande dat indien de erfdienstbaarheid van uitweg verlegd wordt zoals bepaald in lid 4 van deze akte het bij deze akte bestemde buurpad aangepast dient te worden, zulks onder de volgende bedingen:
(a) over de tot buurpad bestemde grond mag slechts te voet worden gegaan; rijwielen, al of niet met hulpmotor en andere kleine voertuigen mogen enkele aan de hand worden meegevoerd; in geen geval mogen zij op het buurpad bereden worden;
(b) op de tot buurpad bestemde grond mogen geen voorwerpen van welke aard dan ook, die de normale doorgang zouden belemmeren dan wel tot ontoelaatbare ontsiering zouden leiden worden gedeponeerd;
(c) de kosten van het begaanbaar maken en houden van de tot buurpad bestemde grond komen ten laste van de eigenaren van de betrokken percelen voor gelijke delen.”
3.5.
Sinds de jaren negentig heeft [gedaagde] aan de achterzijde van haar pand een systeem ten behoeve van de slagerij staan, die voorheen werd uitgebaat door familie. In 2015 heeft [gedaagde] vervolgens een vergunning gekregen voor het vervangen van een aantal koelmotoren inclusief overkapping bij de slagerij. Sinds 2015 staat aan de zijkant van haar pand daarom een vriescel met technische ruimte.
3.6.
Vanwege covid-19 had [gedaagde] in de periode rond kerst 2020 kratten op het buurpad geplaatst omdat zij de kratten niet in haar eigen slagerij kwijt kon.

4.Het geschil

4.1
[eiser] vordert samengevat na akte wijziging eis dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
voor recht verklaart dat het buurpad niet mag worden bebouwd en bestemd is tot buurpad;
[gedaagde] veroordeelt om alle goederen die zich op voornoemd buurpad bevinden binnen vier weken, althans binnen een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, te verwijderen en verwijderd te houden, onder verbeurte van een dwangsom van € 50,00 voor elke overtreding, te vermeerderen met € 50,00 voor elke dag dat de betreffende overtreding voortduurt, met een maximum van € 5.000,-;
[gedaagde] veroordeelt om de onderhavige units die zich op voornoemd buurpad bevinden binnen vier maanden, althans binnen een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, te verwijderen en verwijderd te houden, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor elke overtreding, te vermeerderen met € 1.000,- voor elke dag dat de betreffende overtreding voortduurt, met een maximum van € 100.000,-;
subsidiair:
voor recht verklaart dat het op de percelen van partijen gelegen buurpad niet mag worden bebouwd en bestemd is tot buurpad;
[gedaagde] veroordeelt om alle goederen die zich op het op haar perceel gelegen gedeelte van voornoemd buurpad bevinden binnen vier weken, althans binnen een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, te verwijderen en verwijderd te houden, onder verbeurte van een dwangsom van € 50,00 voor elke overtreding, te vermeerderen met € 50,00 voor elke dag dat de betreffende overtreding voortduurt, met een maximum van € 5.000,-;
[gedaagde] veroordeelt om de onderhavige units die zich op het op haar perceel gelegen gedeelte van voornoemd buurpad bevinden binnen vier maanden, althans binnen een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, te verwijderen en verwijderd te houden, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor elke overtreding van uw in dezen te wijzen vonnis, te vermeerderen met € 1.000,- voor elke dag dat de betreffende overtreding voortduurt, met een maximum van € 100.000,-;
meer subsidiair:
[gedaagde] veroordeelt om alle roerende goederen die zich op het op haar gelegen gedeelte van het buurpad bevinden binnen vier weken, althans binnen een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, te verwijderen en verwijderd te houden, onder verbeurte van een dwangsom van € 50,00 voor elke overtreding van uw in dezen te wijzen vonnis, te vermeerderen met € 50,00 voor elke dag dat de betreffende overtreding voortduurt, met een maximum van € 5.000,-,;
[gedaagde] veroordeelt om de onderhavige units die zich op het op haar perceel gelegen gedeelte van voornoemd buurpad bevinden binnen vier maanden, althans binnen een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, te verwijderen en verwijderd te houden, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor elke overtreding van uw in dezen te wijzen vonnis, te vermeerderen met € 1.000,- voor elke dag dat de betreffende overtreding voortduurt, met een maximum van € 100.000,-;
uiterst subsidiair:
I. [eiser] in de gelegenheid stelt om de eigenaren van de percelen [adres buren 1] en [adres buren 2] te dagvaarden ten behoeve van de onderhavige procedure;
een verklaring voor recht dat de strookjes grond welke op de aan de notariële akte d.d. 19 juli 1984 gehechte situatietekeningen gearceerd met een X zijn aangegeven niet mogen worden bebouwd en zijn bestemd tot buurpad;
[gedaagde] veroordeelt om alle goederen die zich op voornoemd buurpad bevinden binnen vier weken, althans binnen een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, te verwijderen en verwijderd te houden, onder verbeurte van een dwangsom van € 50,00 voor elke overtreding van uw in dezen te wijzen vonnis, te vermeerderen met € 50,00 voor elke dag dat de betreffende overtreding voortduurt, met een maximum van € 5.000,-;
[gedaagde] veroordeelt om de onderhavige units die zich op voornoemd buurpad bevinden binnen vier maanden, althans binnen een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, te verwijderen en verwijderd te houden, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor elke overtreding van uw in dezen te wijzen vonnis, te vermeerderen met € 1.000,- voor elke dag dat de betreffende overtreding voortduurt, met een maximum van € 100.000,-;
primair, subsidiair, meer subsidiair en uiterst subsidiair:
[gedaagde] veroordeelt in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] inbreuk maakt op de op haar rustende verbintenissen ter zake het bestaande buurpad door stelselmatig goederen op het buurpad te plaatsen zoals kratjes en doordat units aan de zijkant en achterzijde op het buurpad zijn geplaatst.
4.3
[gedaagde] voert verweer en voert primair aan dat sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding waardoor [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vorderingen. Daarnaast voert zij inhoudelijk verweer tegen de vorderingen van [eiser] .
4.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Exceptio plurium litis consortium

5.1
De rechtbank dient allereerst het beroep van [gedaagde] op de
exceptio plurium litis consortiumte beoordelen. Deze exceptie kan slechts slagen indien het rechtens noodzakelijk is dat de beslissing op de vordering ten aanzien van alle bij de rechtsverhouding betrokken partijen hetzelfde is. Of dit het geval is hangt onder meer af van de aard van de rechtsverhouding en van de vordering, alsmede van de vraag of een uitspraak voldoende effectief is als deze niet ten opzichte van alle betrokkenen geldt (HR 10 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:411 (Erven Hoelas).
5.2
De rechtbank is van oordeel dat het verweer van [gedaagde] ten aanzien van de primaire vorderingen en de verklaring voor recht die subsidiair is gevorderd, slaagt. Ter beoordeling ligt of de betreffende strookjes grond die zijn gearceerd met een X daadwerkelijk bestemd zijn tot buurpad en niet mogen worden bebouwd en of de units en goederen die zich op het buurpad bevinden moeten worden verwijderd. Het verweer van [gedaagde] houdt in dat ook de eigenaren van de percelen [adres buren 1] en [huisnummer buren 2] in deze procedure hadden moeten worden betrokken omdat sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Toewijzing van de gevorderde verklaring voor recht en toewijzing van de vordering tot verwijdering van de goederen en units zoals primair gevorderd, heeft tot gevolg dat de overige eigenaren, die geen partij zijn in deze procedure, geconfronteerd worden met het bestaan van een buurpad op hun percelen, dan wel ten behoeve van hun percelen, terwijl zij daar geen verweer tegen hebben kunnen voeren. Bij toewijzing van de vorderingen onder B en C zou [gedaagde] bovendien ook gehouden zijn om alle roerende goederen en units op het buurpad, dus ook op het deel dat toebehoort aan de overige eigenaren te verwijderen. Voorgaande maakt dat de vorderingen A t/m D worden afgewezen.
Roerende goederen op het buurpad
5.3
[eiser] vordert subsidiair om [gedaagde] te veroordelen om alle roerende goederen die zich op het buurpad bevinden binnen vier weken te verwijderen en verwijderd te houden (vordering E). Op basis van de stukken die zijn overgelegd, is de rechtbank van oordeel dat de goederen die zich op het buurpad hebben bevonden rondom kerst 2020, de doorgang hebben belemmerd. Er is tussen partijen geen sprake van wederzijds goedvinden omtrent de spullen die op het buurpad staan. In de akte staat dat partijen geen voorwerpen op het buurpad mogen plaatsen die de doorgang kunnen belemmeren. Partijen zijn aldus gehouden om het buurpad toegankelijk te houden.
5.4
[gedaagde] heeft echter aangevoerd dat er – naast kerst 2020 – slechts incidenteel voorwerpen op het buurpad worden geplaatst en niet dagelijks of structureel. Bovendien belemmeren deze voorwerpen de doorgang niet. Dit maakt dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen. De rechtbank kan – gelet op de betwisting van [gedaagde] – niet vaststellen of nog steeds voorwerpen op het buurpad staan en of de doorgang wordt belemmerd. De vordering is door [eiser] op zodanige wijze ingestoken dat de goederen verwijderd moeten worden die er momenteel staan en die goederen verwijderd moeten worden gehouden. Onvoldoende is gesteld omtrent welke goederen er zich momenteel bevinden en welke verwijderd moeten worden. Dit laat uiteraard onverlet dat [gedaagde] de doorgang niet mag belemmeren, maar nu er geen verbod of gebod is gevorderd naast de gevorderde actuele verwijdering, wordt de vordering van [eiser] onder E afgewezen.
Misbruik van recht
5.5
[eiser] vordert subsidiair ook verwijdering van de units die aan de achterzijde en zijkant van het pand van [gedaagde] zijn gebouwd en om deze units verwijderd te houden. [gedaagde] verweert zich door aan te voeren dat de bebouwing niet op het buurpad staat en de koelcel al sinds 2015 op dezelfde plek staat. De bebouwing aan de achterzijde was al aanwezig op het moment dat [eiser] het perceel kocht. Daarnaast is [eiser] al sinds 2006 bekend met de slagerij en de bedrijfsvoering en heeft hij zich tot oktober 2020 nooit beklaagd. [gedaagde] stelt dat de vriescel met technische ruimte essentieel is voor haar bedrijfsvoering, en niet aan een normale uitoefening van het buurpad in de weg staat. [gedaagde] heeft aangevoerd dat [eiser] zijn vordering heeft ingesteld met geen ander doel dan om [gedaagde] te schaden en misbruik maakt van zijn bevoegdheid.
5.6
De rechtbank stelt vast dat de nieuwe koelcel aan de zijkant van het perceel sinds 2015 aanwezig is. Het is niet mogelijk om vast te stellen of de koelcel op het buurpad is geplaatst, nu er geen afmetingen aan de akte zijn toegevoegd. Indien vastgesteld kan worden dat de koelcel op het buurpad is gebouwd, heeft als uitgangspunt op grond van de akte te gelden dat er niet mag worden gebouwd op het buurpad en dat [eiser] aldus verwijdering mag vorderen. [eiser] heeft echter jarenlang geen bezwaren gemaakt tegen de koelcel. [eiser] heeft daarmee bij [gedaagde] de indruk gewekt dat hij ook geen bezwaren had tegen de koelcel en [gedaagde] hoefde er aldus geen rekening mee te houden dat [eiser] circa vijf jaar later alsnog verwijdering zou vorderen. Bovendien heeft [gedaagde] aangevoerd dat de ruimte essentieel is voor zijn bedrijfsvoering waardoor er nu onredelijk nadeel zou worden toegebracht aan [gedaagde] . De onevenredigheid tussen het belang van [eiser] bij het verwijderen van de koelcel en het belang dat wordt geschaad, levert daarmee naar oordeel van de rechtbank misbruik van bevoegdheid op (artikel 3:13 lid 2 BW) wanneer de units moeten worden afgebroken. Voorgaande maakt dat de vordering onder F eveneens worden afgewezen.
Meer subsidiaire vorderingen
5.7
De meer subsidiaire vorderingen van [eiser] (vorderingen G en H) zijn gelijk aan de subsidiaire vorderingen onder E en F. Zoals hiervoor overwogen worden de vorderingen onder E en F afgewezen omdat niet vastgesteld kan worden of er momenteel goederen op het buurpad staan en omdat toewijzing misbruik van recht oplevert. Nu de vorderingen onder G en H op gelijke wijze zijn ingestoken, worden de vorderingen onder G en H ook op dezelfde gronden afgewezen.
Uiterste subsidiaire vorderingen
5.8
Uiterst subsidiair vordert [eiser] dat hij in de gelegenheid wordt gesteld om de eigenaren van de percelen [adres buren 1] en [adres buren 2] te dagvaarden ten behoeve van de onderhavige procedure en vordert hij de verklaring voor recht en verwijdering van de goederen en units. Daarbij heeft [eiser] eveneens opgemerkt dat deze vordering is ingesteld voor het geval de rechtbank niet zou toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil. De voorkeur van [eiser] gaat uit naar een inhoudelijke beoordeling van het geschil zonder dat het proces complexer wordt door het oproepen van de overige eigenaren. Nu de rechtbank niet alleen om processuele redenen de primaire, subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen van [eiser] heeft afgewezen, maar een inhoudelijke beoordeling van het geschil heeft gemaakt, zal de vordering tot oproeping van de overige eigenaren net als de overige uiterst subsidiaire vorderingen worden afgewezen.
5.9
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat
1.407,50(2,5 punt × tarief € 563,00)
Totaal € 2.074,50

6.De beslissing

De rechtbank
6.1
wijst de vorderingen af,
6.2
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 2.074,50,
6.3
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Römers en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2022.