ECLI:NL:RBZWB:2022:7807

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
BRE 22/4132
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de uitspraken op bezwaar inzake de afvalstoffenheffing en de vergoeding van invorderingsrente

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 22 december 2022, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de ambtenaar van 15 juli 2022 en 9 augustus 2022 beoordeeld. De ambtenaar had een aanslag in de afvalstoffenheffing voor het jaar 2021 vernietigd, maar geen kosten van de bezwaarfase vergoed. De belanghebbende had het bedrag van de aanslag van € 11,70 betaald, maar ontving dit bedrag terug zonder rentevergoeding. De ambtenaar verklaarde het bezwaar van de belanghebbende tegen het niet vergoeden van rente ongegrond.

De rechtbank heeft op 2 december 2022 de zaak behandeld, waarbij alleen de belanghebbende aanwezig was. De ambtenaar was niet verschenen omdat zij in een wachtrij stond bij de beveiliging. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling voortgezet zonder de ambtenaar. In geschil was of de belanghebbende recht had op vergoeding van € 0,38 invorderingsrente en op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase van € 45.

De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Volgens artikel 28b van de Invorderingswet is invorderingsrente verschuldigd indien een belastingaanslag wordt verminderd of herzien tot een lager bedrag dan betaald, en er eerder een verzoek om uitstel van betaling is gedaan dat is afgewezen. De rechtbank concludeert dat de ambtenaar terecht geen invorderingsrente heeft vergoed, omdat er geen verzoek om uitstel van betaling was afgewezen. Ook is er geen reden om kosten voor de bezwaarfase te vergoeden, aangezien niet is aangetoond dat de belanghebbende kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en kent geen vergoeding van griffierecht of proceskosten toe.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4132
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [woonplaats], belanghebbende
en
de invorderings- en heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente], de ambtenaar.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de ambtenaar van 15 juli 2022 en 9 augustus 2022.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft een aan belanghebbende voor het jaar 2021 opgelegde aanslag in de afvalstoffenheffing vernietigd. Daarbij zijn geen kosten van de bezwaarfase vergoed (uitspraak van 15 juli 2022).
Belanghebbende had het bedrag van de aanslag van € 11,70 betaald. Dat bedrag is aan hem terugbetaald zonder vergoeding van rente.
1.3.
De ambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende tegen het niet vergoeden van rente ongegrond verklaard (uitspraak van 9 augustus 2022).
1.4.
De ambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 2 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan heeft alleen belanghebbende deelgenomen. De ambtenaar is niet verschenen. Nadat de zitting was begonnen, is gebleken dat de ambtenaar niet aanwezig kon zijn doordat zij in een wachtrij stond bij de beveiliging voor toegang tot de rechtbank. Dat was de rechtbank niet eerder bekend omdat de ambtenaar zich niet had aangemeld bij de receptie van de rechtbank (die zich bevindt vóór de beveiliging). Omdat de behandeling van de zaken al een half uur was aangehouden en belanghebbende niet akkoord ging met verdere aanhouding, heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden zonder aanwezigheid van de ambtenaar.

2.Feiten

In geschil is of belanghebbende recht heeft op vergoeding van € 0,38 invorderingsrente over de teruggaaf van € 11,70 en op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase van € 45.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt de vraag of belanghebbende recht heeft op vergoeding van invorderingsrente en van kosten voor de bezwaarfase. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.3.
Artikel 28b, eerste lid, van de Invorderingswet bepaalt dat invorderingsrente wordt vergoed indien een belastingaanslag wordt verminderd of herzien tot een lager bedrag dan inmiddels op die aanslag is betaald en de belastingschuldige eerder een verzoek om uitstel van betaling met betrekking tot het door hem bestreden bedrag van die aanslag heeft gedaan dat door de ontvanger bij beschikking is afgewezen.
3.4.
Uit de stukken blijkt dat belanghebbende de aanslag heeft betaald en daarna heeft verzocht om uitstel van betaling te verlenen voor het bedrag van die aanslag. Als een aanslag eenmaal is betaald, kan geen uitstel van betaling meer worden verleend. Uitstel van betaling kan dan dus evenmin worden geweigerd. De ontvanger is er daarom terecht vanuit gegaan dat zich hier niet de situatie voordeed dat een verzoek om uitstel van betaling is afgewezen en dat geen invorderingsrente verschuldigd is.
3.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de ambtenaar terecht geen vergoeding van kosten voor het bezwaar tegen de aanslag afvalstoffenheffing toegekend, omdat niet is gebleken dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat zij geen reden ziet voor afwijking van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

4.Conclusie en gevolgen

4.1.
Het beroep is ongegrond.
4.2.
Omdat het beroep ongegrond is krijgt belanghebbende het griffierecht niet vergoed en krijgt hij ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.M. van Meer, griffier, op 22 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.