Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
2.Feiten
3.Beoordeling door de rechtbank
4.Conclusie en gevolgen
5.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 22 december 2022, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de ambtenaar van 15 juli 2022 en 9 augustus 2022 beoordeeld. De ambtenaar had een aanslag in de afvalstoffenheffing voor het jaar 2021 vernietigd, maar geen kosten van de bezwaarfase vergoed. De belanghebbende had het bedrag van de aanslag van € 11,70 betaald, maar ontving dit bedrag terug zonder rentevergoeding. De ambtenaar verklaarde het bezwaar van de belanghebbende tegen het niet vergoeden van rente ongegrond.
De rechtbank heeft op 2 december 2022 de zaak behandeld, waarbij alleen de belanghebbende aanwezig was. De ambtenaar was niet verschenen omdat zij in een wachtrij stond bij de beveiliging. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling voortgezet zonder de ambtenaar. In geschil was of de belanghebbende recht had op vergoeding van € 0,38 invorderingsrente en op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase van € 45.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Volgens artikel 28b van de Invorderingswet is invorderingsrente verschuldigd indien een belastingaanslag wordt verminderd of herzien tot een lager bedrag dan betaald, en er eerder een verzoek om uitstel van betaling is gedaan dat is afgewezen. De rechtbank concludeert dat de ambtenaar terecht geen invorderingsrente heeft vergoed, omdat er geen verzoek om uitstel van betaling was afgewezen. Ook is er geen reden om kosten voor de bezwaarfase te vergoeden, aangezien niet is aangetoond dat de belanghebbende kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en kent geen vergoeding van griffierecht of proceskosten toe.