ECLI:NL:RBZWB:2022:7785

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
AWB- 21_3196
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op een Wajong-uitkering na afwijzing door het UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 december 2022 wordt het beroep van eiser beoordeeld met betrekking tot zijn recht op een Wajong-uitkering. Eiser had op 25 november 2020 een aanvraag ingediend, die door het UWV op 1 december 2020 werd afgewezen. Het UWV handhaafde deze afwijzing in een bestreden besluit op 10 juni 2021. Eiser heeft hiertegen beroep aangetekend, waarbij hij stelt dat zijn ziekte, epilepsie, al op 18-jarige leeftijd aanwezig was, maar dit niet blijkt uit de medische gegevens. De rechtbank heeft het beroep op 16 november 2022 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het UWV op goede gronden heeft vastgesteld dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering. De rechtbank overweegt dat de bewijslast bij de aanvrager ligt en dat eiser geen medische gegevens heeft overgelegd die zijn stelling onderbouwen dat hij op 18-jarige leeftijd al beperkingen had. De rechtbank wijst erop dat de verzekeringsarts b&b zorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen aanleiding is voor het inschakelen van een onafhankelijke deskundige. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3196

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: mr. F. Ergec),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het UWV; kantoor Breda).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser betreffende zijn recht op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
Het UWV heeft de aanvraag van eiser van 25 november 2020 met het besluit van 1 december 2020 afgewezen. Met het bestreden besluit van 10 juni 2021 op het bezwaar van eiser is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiser heeft een aanvullend beroepschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 16 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser, en [naam vertegenwoordiger] namens het UWV.

Feiten

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] . Op 25 november 2020 heeft eiser een aanvraag om een Wajong-uitkering ingediend. Daarbij heeft hij aangegeven dat hij arbeidsongeschikt is, dat hij niet meer weet wanneer hij de ziekte of handicap kreeg en dat hij denkt vanaf 2008 last te hebben van zijn ziekte. Bij de aanvraag heeft eiser informatie gevoegd, bestaande uit brieven van 28 december 2017 en 6 maart 2018 van neurochirurg [naam neurochirurg] (Maastricht UMC) en een medicatieoverzicht.
Bij het primair besluit van 1 december 2020 heeft het UWV geweigerd aan eiser een Wajong-uitkering toe te kennen. Daartoe heeft het UWV overwogen dat eiser na zijn 18e verjaardag arbeidsongeschikt is geworden en in het jaar voordat hij arbeidsongeschikt werd niet zes maanden of meer heeft gestudeerd.
Op 8 december 2020 heeft eiser een aanvraag ingediend om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) met als eerste ziektedag 1 december 2008. Bij besluit van 30 december 2020 heeft het UWV deze aanvraag afgewezen, omdat eiser niet verzekerd was voor de WIA.
Op 8 juni 2021 heeft een telefonische hoorzitting plaatsgevonden.
Na een medische beoordeling heeft het UWV met het betreden besluit het bezwaar van eiser tegen het besluit van 1 december 2020 ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

2.1
De rechtbank beoordeelt of het UWV in het bestreden besluit op goede gronden bij de afwijzing van de aanvraag van eiser om een Wajong-uitkering is gebleven. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De beroepsgronden zijn opgenomen in overweging 4 van deze uitspraak.
2.2
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Medische beoordeling door het UWV
3. Aan het in het bestreden besluit neergelegde standpunt heeft het UWV een rapportage van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) ten grondslag gelegd.
3.1
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft het dossier bestudeerd en eiser gesproken tijdens de telefonische hoorzitting. De verzekeringsarts b&b rapporteert op 9 juni 2021 het volgende. Uit de overgelegde medische gegevens blijkt dat eiser op 20-jarige leeftijd gediagnostiseerd is met epilepsie. In 2017 is hij geopereerd, maar sinds 2019 heeft hij weer recidief meerdere keren per dag gedurende enkele minuten epilepsieaanvallen zonder bewustzijnsverlies. De mogelijkheid voor een eventuele her-operatie wordt bekeken. Uit de medische gegevens blijkt echter niet dat eisers ziekte eerder, op 18-jarige leeftijd, aan de orde is geweest en evenmin dat de situatie van eiser anders was dan waar eerder vanuit werd gegaan. De verzekeringsarts b&b concludeert dat op 18-jarige leeftijd geen sprake was van ziekte of gebrek en dat eiser niet studerende was gedurende 6 maanden toen de diagnose epilepsie werd gesteld.
Beroepsgronden
4. Eiser voert in beroep aan dat hij recht heeft op een Wajong-uitkering. Zijn ziekte (epilepsie) was al op 18-jarige leeftijd aanwezig. Dat dit niet blijkt uit de medische gegevens is onvoldoende om vast te stellen dat op 18-jarige leeftijd geen sprake was van ziekte of gebrek. De achterliggende oorzaken van de epilepsieaanvallen hebben zich gemanifesteerd op 20-jarige leeftijd, maar dat had ook eerder kunnen zijn, op 18-jarige leeftijd. Door zijn ziekte is eiser niet in staat loonvormende arbeid te verrichten. De verzekeringsarts b&b heeft ten onrechte en in strijd met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel nagelaten informatie op te vragen van de behandelende sector dan wel daarmee in overleg te treden. Eiser verzoekt de rechtbank een onafhankelijke deskundige toe te wijzen. Subsidiair stelt eiser dat sprake is van toename van ziekte binnen vijf jaar en voortkomend uit dezelfde ziekteoorzaak, in die zin dat de beperkingen zich op 20-jarige leeftijd hebben gemanifesteerd. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst eiser naar informatie over de oorzaken van epilepsie en een brief van neuroloog/klinisch neurofysioloog [naam neurofysioloog] .
Beoordeling door de rechtbank
5.1
De rechtbank stelt vast dat de datum in geding [geboortedatum] 2006 (eisers 18e verjaardag) is. Vast staat dat eiser niet studerende was tijdens zijn 19e en 20e levensjaar (voorafgaand aan de diagnose epilepsie).
5.2
De rechtbank overweegt dat bij laattijdige Wajong-aanvragen de bewijslast en het bewijsrisico bij de aanvrager liggen en dat slechts beperkingen kunnen worden aangenomen voor zover dit volgt uit beschikbare medische gegevens. [1] De rechtbank is van oordeel dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek in bezwaar zorgvuldig is geweest. De verzekeringsarts b&b heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd en bij zijn beoordeling betrokken. Eiser heeft geen medische gegevens overgelegd die zien op zijn 17e en 18e levensjaar, zelfs geen namen van behandelaars of van (zorg)instellingen. Het UWV had dus niets in handen om nader onderzoek te kunnen doen. Dat de epilepsie zich bij eiser op 20-jarige leeftijd heeft gemanifesteerd, is onvoldoende om daaruit af te leiden dat de epilepsie al op de 18e verjaardag aanwezig was. Eiser heeft niet gesteld noch met medische stukken onderbouwd dat hij reeds op 18-jarige leeftijd medische beperkingen had. De door eiser overgelegde algemene informatie over de oorzaken van epilepsie is niet toegespitst op eiser en zegt dus niets over zijn specifieke medische situatie. Daar komt bij dat neurochirurg [naam neurochirurg] op 28 december 2017 heeft geschreven dat eiser sinds 20-jarige leeftijd epilepsie heeft en dat de overige voorgeschiedenis blanco is. De enkele stelling van eiser dat de epilepsie al wel aanwezig was op zijn 18e verjaardag maar zich niet heeft gemanifesteerd, is daarom onvoldoende.
Het UWV heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat bij eiser op 18-jarige leeftijd sprake was van ziekte of gebrek, en dat daardoor niet voldaan is aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering.
5.3
De rechtbank kan een deskundige benoemen wanneer zij in de beschikbare stukken of in de aangevoerde argumenten aanleiding ziet te twijfelen aan de juistheid van de aannames en conclusies van het UWV. De rechtbank ziet in de door eiser overgelegde informatie geen aanleiding voor het instellen van een nader onderzoek door een onafhankelijke deskundige.
5.4
Ook de subsidiaire grond van eiser, dat sprake is van toename van de ziekte binnen vijf jaar en voortkomend uit dezelfde ziekteoorzaak, kan hem niet baten. Op grond van artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong kan uitsluitend naar de periode van vijf jaar na de 18e verjaardag worden gekeken, als eiser op de dag dat hij 18 werd beperkingen ondervond als gevolg van ziekte of gebrek, maar niet aangemerkt werd als jonggehandicapte. Nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij op 18-jarige leeftijd reeds beperkingen uit epilepsie ondervond, is de zogenaamde Amber-toets als bedoeld in artikel 1a;1, tweede lid van de Wajong niet aan de orde.

Conclusie en gevolgen

6.1
De rechtbank concludeert dat het UWV op goede gronden heeft vastgesteld dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering, omdat hij na zijn 18e verjaardag arbeidsongeschikt is geworden en in het jaar voordat hij arbeidsongeschikt werd niet zes maanden of meer heeft gestudeerd.
6.2
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 21 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten(Wajong)
Artikel 1a:1 van de Wajong
1. Jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
2. De ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, wordt alsnog jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
(…)
6. De beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en voor zover nodig een arbeidskundig onderzoek.
(…)
Artikel 1a:11, eerste lid, van de Wajong
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt op aanvraag vast of recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van dit hoofdstuk bestaat.

Voetnoten

1.Zie onder andere de uitspraak van de CRvB van 7 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1632.