ECLI:NL:RBZWB:2022:7753

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
AWB- 21_3266
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor eigen arbeid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om een Ziektewet (ZW) uitkering toe te kennen. Het UWV had op 8 december 2020 besloten om met ingang van 25 september 2020 geen ZW-uitkering toe te kennen aan eiseres, die hiertegen bezwaar maakte. Het bezwaar werd op 16 juni 2021 ongegrond verklaard, waarna eiseres beroep instelde. De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2022 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV.

De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft geweigerd. De beoordeling is gebaseerd op rapporten van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die eiseres medisch hebben onderzocht. De rechtbank concludeert dat de medische informatie en de vastgestelde beperkingen adequaat zijn en dat eiseres geschikt is voor haar eigen arbeid, zoals vastgesteld in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Eiseres heeft aangevoerd dat haar belastbaarheid onjuist is vastgesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de verzekeringsartsen zorgvuldig hebben gehandeld en dat de klachten van eiseres voldoende zijn meegenomen in de beoordeling.

De rechtbank wijst erop dat de subjectieve beleving van klachten niet beslissend is voor de vaststelling van objectieve beperkingen. De rechtbank concludeert dat er geen reden is om aan de vastgestelde belastbaarheid te twijfelen en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, en openbaar gemaakt op 15 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3266 ZW

uitspraak van 15 december 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. J. de Jong,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toe te kennen.
Het UWV heeft met het besluit van 8 december 2020 (primair besluit) geweigerd om met ingang van 25 september 2020 een ZW-uitkering toe te kennen. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 16 juni 2021 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft op het beroep van eiseres gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV, [naam vertegenwoordiger] .

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat eiseres geschikt is om haar eigen arbeid te verrichten. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft geweigerd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2.
Eiseres is van 1978 tot en met 1994 werkzaam geweest als verkoopmedewerkster in Engeland. Zij is in 1994 teruggekomen naar Nederland. Eiseres is toen werkzaam geweest als verkoopmedewerkster. Voor dit werk is eiseres uitgevallen vanwege verschillende lichamelijke klachten. In het kader van een WIA-beoordeling is eiseres per 18 september 2018 0 % arbeidsongeschikt geacht.
3.3.
Eiseres heeft vanaf 2016 afwisselend een WW-uitkering of een ZW-uitkering gehad. Zij heeft zich op 25 september 2020 vanuit een situatie van werkloosheid ziekgemeld, vanwege diverse lichamelijke klachten en psychische klachten.
3.4.
Bij het primair besluit heeft het UWV geweigerd om met ingang van 25 september 2020 een ZW-uitkering toe te kennen. Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
3.5.
De rechtbank stelt vast dat een van de in het kader van de WIA geduide functies, te weten administratief medewerker (Sbc-code 315133), boekhouder/loonadministrateur (Sbc-code 315040) en administratief ondersteunend medewerker (Sbc-code 315100) als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW moeten worden aangemerkt.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit is gebaseerd op de rapporten van de verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1.
De verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft eiseres tijdens een telefonisch spreekuur gesproken. Hij heeft vastgesteld dat eiseres tijdens het gesprek stottert en een zenuwachtige indruk maakt, maar dat er geen afwijking is in de perceptuele functies. Er is sprake van een goede concentratie en aandacht. De fysieke klachten, waaronder de lichamelijke klachten zoals pijn in haar knie, stijfheid in het lichaam als gevolg van artrose, darm- en anusklachten en hypermobiliteit, komen grotendeels overeen met het eerdere onderzoek en geven geen aanleiding voor het aannemen van aanvullende beperkingen. Bij eerder onderzoek zijn geen beperkingen aangenomen ten aanzien van de psychische klachten, maar de verzekeringsarts acht dat nu wel te rechtvaardigen. Er worden aanvullende beperkingen opgenomen in het persoonlijk functioneren voor productiepieken en deadlines, storingen en onderbrekingen, handelingstempo, omgaan met conflicten en leidinggevende aspecten.
De verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft eiseres op 10 mei 2021 op het spreekuur gezien en medisch onderzocht. Daarnaast heeft zij de dossiergegevens bestudeerd en aanvullende informatie verkregen in bezwaar. De verzekeringsarts b&b is van mening dat eiseres geschikt is voor een van de geduide functies, namelijk de functie van administratief medewerker (Sbc code 315133). De verzekeringsarts b&b kan zich vinden in de belastbaarheid zoals opgesteld door de primaire verzekeringsarts. De primaire verzekeringsarts heeft de belastbaarheid conform de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 17 mei 2019 aangevuld met beperkingen in sociaal functioneren. De aangenomen beperkingen zijn passend bij de aard en de mate van de aandoening die al bekend was. Er wordt rekening gehouden met het feit dat eiseres verminderd stressbestendig is en is aangewezen op fysiek lichte arbeid. De lichamelijke aandoeningen waren al bekend en er zijn geen aandoeningen bijgekomen. De psychische problemen zijn later ontstaan. Er zijn geen aanwijzingen voor andere aandoeningen.
4.2.
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de belastbaarheid onjuist is vastgesteld. Zij heeft haar beroep onderbouwd met een verklaring van haar huisarts. Volgens de huisarts zal eiseres niet meer in staat zijn om aan de verwachtingen van de arbeidsdeskundige te voldoen. De klachten van eiseres zijn categorisch behandeld, maar daardoor wordt volgens de huisarts voorbij gegaan aan de samenhang van de klachten. Het is de optelsom van al deze klachten die maakt dat de belastbaarheid van eiseres sterk is beperkt. Daarnaast heeft eiseres nadere medische informatie over het behandeltraject door Emergis overgelegd. Eiseres is langere tijd in behandeling geweest voor psychische klachten. Uit de medische informatie blijkt dat zij niet in staat is om de geduide functies te verrichten.
Daarnaast meent eiseres dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat eiseres door de verzekeringsarts niet lichamelijk is onderzocht, en er slechts een telefonisch gesprek heeft plaatsgevonden. Ook heeft de verzekeringsarts ten onrechte geen gegevens bij de psycholoog opgevraagd.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Weliswaar is eiseres door de primaire verzekeringsarts alleen telefonisch gehoord, vast staat dat zij in bezwaar wel is gezien op het medisch spreekuur van de verzekeringsarts b&b. Daarmee is in het kader van een volledige heroverweging in bezwaar van een onzorgvuldigheid in het onderzoek geen sprake meer. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres desgevraagd toegelicht dat de onzorgvuldigheid van het onderzoek met name is gelegen in het feit dat de verzekeringsarts geen medische informatie bij de behandeld sector heeft opgevraagd. De rechtbank ziet ook hierin geen aanleiding het onderzoek zorgvuldig te achten. De medische stukken zijn immers door eiseres zelf ingebracht, en de verzekeringsarts heeft daarop voldoende gemotiveerd gereageerd.
Uit het rapport van de verzekeringsarts b&b blijkt dat zij op de hoogte was van de door eiseres gestelde klachten, waaronder de pijn in haar knie, stijfheid in het lichaam als gevolg van artrose, darm- en anusklachten, hypermobiliteit en psychische klachten. De rechtbank begrijpt dat eiseres veel klachten en beperkingen ervaart. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), de hoogste rechter in ZW-zaken, is de subjectieve beleving en ervaring van iemands klachten echter niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin zijn vast te stellen. Alleen de medisch te objectiveerbare beperkingen zijn daarbij van belang. [1]
Uit de rapportage van de verzekeringsartsen blijkt dat de klachten vrijwel hetzelfde zijn als bij de WIA-beoordeling in 2018.
Ten aanzien van de darmklachten is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat er ten tijde van de datum in geding sprake was van een verdergaande verslechtering, dan de aangepaste FML van 17 mei 2019. Eiseres heeft dat standpunt ook niet onderbouwd met medische stukken. Er is voldoende rekening gehouden met deze klachten in de FML. Uit de brief van de reumatoloog blijkt dat er geen aanwijzingen zijn voor Ehlers Danlos Syndroom (EDS) en dat de klachten van eiseres niet passen bij hypermobiliteit. Er wordt voldoende rekening gehouden met de fysieke beperkingen van eiseres, door vast te stellen dat eiseres is aangewezen op fysiek lichte arbeid. Ook de degeneratieve afwijkingen in nek en rug zijn meegenomen in de vaststelling van de FML.
De rechtbank is van oordeel dat de medische informatie van Emergis niet kan leiden tot een ander oordeel. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat de psychische problematiek al bekend was en is meegenomen in de beoordeling. Uit de overlegde informatie blijkt dat er geen sprake is van ADHD en ook niet van Alzheimer. Er blijkt sprake te zijn van een ongespecificeerde somatische symptoomstoornis. Dit is gekaderd binnen de persoonlijkheidsproblematiek. Met de persoonlijkheidsproblematiek is al rekening gehouden door de aangenomen beperkingen ten aanzien van productiepieken/deadlines, storingen en onderbrekingen, handelingstempo, conflicthantering en leidinggevende aspecten. De verzekeringsartsen hebben erkend dat eiseres verminderd stressbestendig is en hebben dit meegenomen in het opstellen van haar belastbaarheid. Ten aanzien van de door eiseres geclaimde concentratie- en geheugenproblemen is de rechtbank van oordeel dat hier geen medische objectivering voor is. Niet is gebleken van een cognitieve achteruitgang. Eiseres is vanwege haar psychische klachten al verregaand beperkt geacht. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden voor verdergaande beperkingen, dan reeds opgenomen door de primaire verzekeringsarts in de aangepaste FML van 17 mei 2019 met aanvullende beperkingen in sociaal functioneren. Op basis daarvan is geconcludeerd dat eiseres geschikt is voor haar arbeid als bedoeld in artikel 19 van de ZW.
De door eiseres overgelegde verklaring van de huisarts leidt niet tot twijfel over de vastgestelde belastbaarheid. Het is de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts om op grond van de beschikbare medische gegevens de beperkingen tot het verrichten van arbeid vast te stellen. Dat de klachten categorisch zouden zijn behandeld en niet in samenhang zouden zijn bezien door de verzekeringsartsen, volgt de rechtbank niet. Alle klachten zijn meegenomen en meegewogen en hebben ook geleid tot het vaststellen van beperkingen op verschillende aspecten in de FML.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verzekeringsartsen aan de hand daarvan voldoende hebben gemotiveerd waarom eiseres nog wel de functie van administratief medewerker kan uitvoeren. Het beroep slaagt niet.

Conclusie

5. Gelet op het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard. Dat betekent dat het UWV terecht geweigerd heeft om per 25 september 2020 een ZW-uitkering toe te kennen.
6. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 15 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Wettelijk kader
Ziektewet:
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft, wordt onder ‘zijn arbeid’ verstaan: de werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid (artikel 19, vijfde lid, van de ZW).
Heeft er al eerder een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling plaatsgevonden in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) of de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en wordt de verzekerde op een later tijdstip weer arbeidsongeschikt, dan wordt naar vaste rechtspraak onder ‘zijn arbeid’ verstaan één van de geduide functies die gebruikt zijn bij die beoordeling.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld CRvB 10 september 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2130.