Uitspraak
[naam verzoekster], uit [woonplaats verzoekers], verzoekers,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de opgelegde last onder dwangsom vanwege het permanent bewonen van een recreatiewoning. Het college van burgemeester en wethouders van Baarle-Nassau had op 23 september 2021 een last onder dwangsom opgelegd aan verzoekers, omdat zij in strijd met het bestemmingsplan permanent in een recreatiewoning woonden. Verzoekers maakten bezwaar tegen dit besluit, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond en handhaafde het primaire besluit. Verzoekers stelden beroep in en vroegen om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter behandelde de zaak op 13 december 2022 en oordeelde dat het college bevoegd was om handhavend op te treden. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen concreet zicht op legalisering was en dat de belangen van verzoekers niet zwaarder wogen dan het algemeen belang van handhaving. De beroepen werden ongegrond verklaard en de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen. Het college werd opgedragen het griffierecht aan verzoekers te vergoeden.