AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur inzake de maatstaf van heffing voor omzetbelasting bij verkoop van een auto aan de directeur/grootaandeelhouder
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de maatstaf van heffing voor de omzetbelasting bij de verkoop van een Audi Q7 door belanghebbende aan haar directeur/grootaandeelhouder. De rechtbank moest beoordelen of de taxatiewaarde of het factuurbedrag als basis voor de omzetbelasting moest worden gehanteerd. Belanghebbende had de Audi voor € 2.597 verkocht, terwijl de taxatiewaarde op € 34.040 was vastgesteld. De inspecteur had het bezwaar van belanghebbende tegen de voldoening op aangifte van omzetbelasting ongegrond verklaard, maar de rechtbank oordeelde dat de verkoop onder bezwarende titel had plaatsgevonden en dat het factuurbedrag als maatstaf voor de heffing moest worden genomen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van misbruik van recht en dat een verkapt dividend niet als tegenprestatie voor de omzetbelasting kon worden aangemerkt. Het beroep van belanghebbende werd gegrond verklaard, wat leidde tot een teruggaaf van € 5.457 aan omzetbelasting.
Voetnoten
3.Artikel 1, aanhef en letter a, Wet op de omzetbelasting 1968.
4.Vgl. HvJ EU 2 juni 2016, Lajvér, C-263/15, ECLI:EU:C:2016:392, punt 49.
7.Vgl. Hof van Justitie EU 22 december 2010, WealdLeasing, C-103/09 , ECLI:EU:C:2010:804, r.o. 39.
8.Vgl. HvJ EU 21 februari 2006, Halifax plc, e.a., C-255/02, ECLI:EU:C:2006:121, punt 73.
9.Vgl HvJ EU 21 februari 2006, Halifax plc, e.a., C-255/02, ECLI:EU:C:2006:121, punt 74 en 75.
11.Vgl. HvJ EU 9 juni 2011, Campsa Estaciones de Servicio, C-285/10, ECLI:EU:C:2011:381, punt 39.
13.Vgl. artikel 2:216, eerste en tweede lid, BW.
14.Vgl. HvJ EU 14 november 2000, Floridienne en Berginvest, ECLI:EU:C:2000:623.