ECLI:NL:RBZWB:2022:7647

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
BRE-22-3632
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken machtiging en gronden van beroep

Op 16 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen de belanghebbende en de ontvanger van de belastingdienst. De belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de ontvanger van 16 juni 2022, die betrekking had op de in rekening gebrachte dwangbevelkosten op de aanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de gemachtigde van de belanghebbende geen machtiging heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij bevoegd is om namens de belanghebbende beroep in te stellen. Dit is in strijd met artikel 8:24, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Daarnaast heeft de gemachtigde ook geen gronden van beroep vermeld in het beroepschrift, wat in strijd is met artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. De rechtbank heeft de gemachtigde in de gelegenheid gesteld om deze verzuimen te herstellen, maar dit is niet gebeurd. De rechtbank heeft de gemachtigde bij brief van 1 augustus 2022 en opnieuw bij aangetekende brief van 15 september 2022 verzocht om binnen een bepaalde termijn de verzuimen te herstellen. Aangezien de gemachtigde hier niet op heeft gereageerd, heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen verontschuldiging voor het verzuim is gebleken.

De rechtbank heeft daarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/3632

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 december 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende], belanghebbende,

(gesteld gemachtigde: [gemachtigde]),
en

De ontvanger van de belastingdienst, de ontvanger.

Procesverloop

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar van de ontvanger van 16 juni 2022 beroep ingesteld. Het beroep ziet op de in rekening gebrachte dwangbevelkosten op de aanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2021 met aanslagnummer [aanslagnummer].

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Machtiging
Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. Dit staat in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
De gesteld gemachtigde heeft bij het beroepschrift geen machtiging bijgevoegd waaruit blijkt dat hij gemachtigd is beroep in te stellen namens belanghebbende.
Gronden
Iemand die beroep instelt, moet in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dit staat in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank - na een herstelmogelijkheid - het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
De gesteld gemachtigde heeft geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift.
De rechtbank heeft de gesteld gemachtigde bij brief van 1 augustus 2022 verzocht om binnen vier weken deze verzuimen te herstellen. Dit verzoek is herhaald bij aangetekende brief van 15 september 2022 met een laatste termijn van twee weken. Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de brief afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres.
De gesteld gemachtigde heeft binnen die termijn de verzuimen niet hersteld en heeft hiervoor geen reden gegeven. Er is dus geen verontschuldiging voor het verzuim gebleken.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 16 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.