ECLI:NL:RBZWB:2022:7647
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken machtiging en gronden van beroep
Op 16 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen de belanghebbende en de ontvanger van de belastingdienst. De belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de ontvanger van 16 juni 2022, die betrekking had op de in rekening gebrachte dwangbevelkosten op de aanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de gemachtigde van de belanghebbende geen machtiging heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij bevoegd is om namens de belanghebbende beroep in te stellen. Dit is in strijd met artikel 8:24, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Daarnaast heeft de gemachtigde ook geen gronden van beroep vermeld in het beroepschrift, wat in strijd is met artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. De rechtbank heeft de gemachtigde in de gelegenheid gesteld om deze verzuimen te herstellen, maar dit is niet gebeurd. De rechtbank heeft de gemachtigde bij brief van 1 augustus 2022 en opnieuw bij aangetekende brief van 15 september 2022 verzocht om binnen een bepaalde termijn de verzuimen te herstellen. Aangezien de gemachtigde hier niet op heeft gereageerd, heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen verontschuldiging voor het verzuim is gebleken.
De rechtbank heeft daarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.