ECLI:NL:RBZWB:2022:7646

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
BRE-22-3147
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbrekende machtiging bij belastingaanslag

Op 16 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij de belanghebbende, vertegenwoordigd door een gemachtigde, beroep had ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. Het beroep was ingediend tegen een naheffingsaanslag loonheffingen over het jaar 2015. De rechtbank ontving het beroepschrift van de rechtbank Den Haag, die het had doorgestuurd omdat de rechtbank Zeeland-West-Brabant bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de gemachtigde niet de juiste machtiging had overgelegd. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient iemand die namens een ander beroep instelt, op verzoek van de rechtbank een machtiging te overleggen. In dit geval was de machtiging niet mede-ondertekend door een andere bestuurder, die samen met de gemachtigde gezamenlijk bevoegd was. De rechtbank had eerder verzocht om dit verzuim te herstellen, maar de gemachtigde heeft geen aanvullende machtiging ingediend en geen reden gegeven voor het verzuim.

Daarom heeft de rechtbank, zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Awb, het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/3147

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 december 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

(gesteld gemachtigde: [gemachtigde]),
en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Procesverloop

De gesteld gemachtigde heeft namens belanghebbende beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 27 april 2022. Het beroep is ingediend bij rechtbank Den Haag, die het beroepschrift door heeft gezonden naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant, omdat deze rechtbank bevoegd is het beroepschrift te behandelen. Het beroep ziet op naheffingsaanslag loonheffingen over het jaar 2015 met aanslagnummer [aanslagnummer].

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. Dit staat in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
De gesteld gemachtigde heeft bij het beroepschrift een machtiging bijgevoegd die is ondertekend door [naam 1]. Uit de overgelegde uittreksels van de Kamer van Koophandel blijkt echter deze persoon samen met een andere bestuurder, [naam 2], gezamenlijk bevoegd is. De machtiging is niet mede-ondertekend door deze laatste persoon.
De rechtbank heeft bij van 11 juli 2022 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen en een machtiging te overleggen van beide bestuurders. Dit verzoek is herhaald bij aangetekende brief van 19 augustus 2022 met een laatste termijn van twee weken. Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de brief afgehaald op een afhaallocatie van PostNL.
De gesteld gemachtigde heeft binnen die termijn geen machtiging ingediend en heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 16 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.