ECLI:NL:RBZWB:2022:7646
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbrekende machtiging bij belastingaanslag
Op 16 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij de belanghebbende, vertegenwoordigd door een gemachtigde, beroep had ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. Het beroep was ingediend tegen een naheffingsaanslag loonheffingen over het jaar 2015. De rechtbank ontving het beroepschrift van de rechtbank Den Haag, die het had doorgestuurd omdat de rechtbank Zeeland-West-Brabant bevoegd was om de zaak te behandelen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de gemachtigde niet de juiste machtiging had overgelegd. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient iemand die namens een ander beroep instelt, op verzoek van de rechtbank een machtiging te overleggen. In dit geval was de machtiging niet mede-ondertekend door een andere bestuurder, die samen met de gemachtigde gezamenlijk bevoegd was. De rechtbank had eerder verzocht om dit verzuim te herstellen, maar de gemachtigde heeft geen aanvullende machtiging ingediend en geen reden gegeven voor het verzuim.
Daarom heeft de rechtbank, zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Awb, het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.