ECLI:NL:RBZWB:2022:753

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
BRE-21_4565
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

Op 15 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE-21_4565, waarbij het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk is verklaard. De belanghebbende had een beroepschrift ingediend tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, maar had verzuimd het verschuldigde griffierecht van € 49 tijdig te betalen. De griffier had de gemachtigde van de belanghebbende herhaaldelijk geïnformeerd over de verplichting tot betaling van het griffierecht en de consequenties van het niet betalen, waaronder de mogelijkheid van niet-ontvankelijkverklaring. Ondanks dat de griffier een aangetekende brief had verzonden, bleek uit de administratie van de rechtbank dat het griffierecht niet was ontvangen. Hierdoor kon de rechtbank niet anders dan het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaren op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 21/4565

uitspraak van 15 februari 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[gemachtigde]die heeft gesteld het beroepschrift te hebben ingediend namens
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] ,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Motivering

[gemachtigde] (hierna: de gesteld gemachtigde) heeft een brief gestuurd naar de inspecteur betreffende de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met aanslagnummer [aanslagnummer] van [belanghebbende] . Omdat er reeds uitspraak op bezwaar was gedaan heeft de inspecteur deze brief aangemerkt als een beroepschrift en dit beroepschrift doorgezonden naar de rechtbank omdat de rechtbank bevoegd is het beroep te behandelen. Voor het beroep is belanghebbende griffierecht verschuldigd van € 49. De griffier heeft de gesteld gemachtigde daarover schriftelijk geïnformeerd.
De griffier heeft de gesteld gemachtigde in een aangetekende brief van 3 december 2021 nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht. De brief vermeldt dat niet-ontvankelijkverklaring kan volgen, indien het griffierecht niet binnen vier weken na dagtekening van de brief is overgemaakt op de in de brief vermelde bankrekening. Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de brief afgeleverd op het door de gesteld gemachtigde opgegeven adres.
Uit de administratie van de rechtbank blijkt dat het griffierecht niet is ontvangen. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 15 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.