Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zaaknummer BRE 21/4565
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] ,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 15 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE-21_4565, waarbij het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk is verklaard. De belanghebbende had een beroepschrift ingediend tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, maar had verzuimd het verschuldigde griffierecht van € 49 tijdig te betalen. De griffier had de gemachtigde van de belanghebbende herhaaldelijk geïnformeerd over de verplichting tot betaling van het griffierecht en de consequenties van het niet betalen, waaronder de mogelijkheid van niet-ontvankelijkverklaring. Ondanks dat de griffier een aangetekende brief had verzonden, bleek uit de administratie van de rechtbank dat het griffierecht niet was ontvangen. Hierdoor kon de rechtbank niet anders dan het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaren op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.