ECLI:NL:RBZWB:2022:7520

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 mei 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
22-003004
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van scooter

Op 30 mei 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was ingediend door een klaagster, die de teruggave van haar in beslag genomen scooter vorderde. De scooter was op 18 januari 2022 in beslag genomen bij haar zoon, zonder dat klaagster toestemming had gegeven voor het gebruik ervan. Klaagster, die invalide is, stelde dat zij de scooter niet meer kon gebruiken en deze wilde verkopen voor haar levensonderhoud. De officier van justitie stelde echter dat het beslag moest blijven, omdat het niet onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de scooter zou bevelen, gezien het feit dat de zoon van klaagster zonder rijbewijs op de scooter had gereden.

De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift ontvankelijk was en dat klaagster de eigenaar van de scooter was. Ondanks het feit dat haar zoon de scooter had gebruikt, was er onvoldoende bewijs dat hij feitelijk eigenaar was. De rechtbank benadrukte dat klaagster meer maatregelen had moeten nemen om te voorkomen dat haar zoon met de scooter reed. Gezien het gebruik van de scooter bij een strafbaar feit, oordeelde de rechtbank dat het niet onwaarschijnlijk was dat de strafrechter de verbeurdverklaring zou bevelen. Daarom verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond.

De beslissing werd genomen door rechter E.B. Prenger, in aanwezigheid van griffier M.A.E. de Kroon, en is uitgesproken tijdens een openbare zitting op dezelfde dag. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld door het Openbaar Ministerie of door de klaagster.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: onbekend
rk.nummer: 22-003004
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1955 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 18 januari 2022 onder klaagster in het strafvorderlijk onderzoek tegen [belanghebbende] in beslag is genomen: een snorfiets van het merk Btc Riva met [kenteken] (hierna: de scooter);
  • het klaagschrift, ingediend op 14 februari 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 16 mei 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. T. Kint, klaagster en [belanghebbende] als belanghebbende.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klaagster. Daartoe is aangevoerd dat op 18 januari 2022 haar scooter in beslag is genomen bij haar zoon. Klaagster heeft haar zoon geen toestemming gegeven om de scooter mee te nemen. Klaagster kan de scooter door invaliditeit niet meer gebruiken en wil de scooter verkopen om in haar levensonderhoud te voorzien.
In aanvulling op het klaagschrift heeft klaagster aangevoerd dat haar zoon de scooter heeft gepakt toen zij niet thuis was. Inmiddels heeft de zoon van klaagster geen sleutel meer van haar woning.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat het beslag dient te worden gehandhaafd, omdat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de scooter zal bevelen. Door beslagene is meerdere malen op de scooter gereden zonder dat hij in het bezit was van een rijbewijs. Aan klaagster is op een eerder moment medegedeeld dat wanneer haar zoon nogmaals op haar scooter zou rijden, de scooter in beslag zou worden genomen. Klaagster is invalide en kan zelf geen gebruik maken van de scooter. De zoon van klaagster is gebruiker van de scooter waardoor kan worden gesteld dat hij feitelijk eigenaar is. Indien wordt vastgesteld dat klaagster eigenaar is van de scooter, had zij er alles aan moeten doen om te voorkomen dat haar zoon met haar scooter zou gaan rijden.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klaagster is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
In deze doet zich het geval voor dat een ander dan degene tegen wie het strafvorderlijk onderzoek zich richt, stelt rechthebbende te zijn en zich beklaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave. In een dergelijk geval zal de rechtbank bij de beoordeling tevens acht moeten slaan op het bepaalde in art. 33a, tweede lid aanhef en onder a, Sr, inhoudende dat voorwerpen die niet aan de veroordeelde toebehoren alleen verbeurd kunnen worden verklaard indien degene aan wie zij toebehoren bekend was met hun verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
De rechtbank stelt op basis van de stukken vast dat klaagster eigenaar is van de inbeslaggenomen scooter. De omstandigheden dat klaagster niet op de scooter kan rijden en beslagene meerdere keren rijdend op de scooter is aangetroffen, rechtvaardigen niet de conclusie dat beslagene feitelijk eigenaar is van de scooter.
Beslagene heeft meerdere keren op de scooter gereden, terwijl hij niet over een rijbewijs beschikt. Klaagster is hier eerder voor gewaarschuwd. Desondanks heeft beslagene wederom zonder rijbewijs op de scooter gereden. Klaagster had meer maatregelen moeten treffen om dit voorkomen. Gelet op het feit dat de scooter is gebruikt bij een strafbaar feit acht de rechtbank het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de scooter zal bevelen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
- het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 30 mei 2022 gegeven door mr. E.B. Prenger, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. de Kroon, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 mei 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klaagster binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).