ECLI:NL:RBZWB:2022:752

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
BRE-21_4583
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake de waarde van onroerende zaken

Op 15 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de niet-ontvankelijkheid van een beroepschrift. De zaak betreft een geschil over de bij beschikking krachtens de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarde van een pand, ingediend door een gemachtigde namens de belanghebbende. De belanghebbende was verplicht griffierecht te betalen van € 360, maar heeft dit niet gedaan. De griffier heeft de gemachtigde schriftelijk geïnformeerd over de verschuldigdheid van het griffierecht en gewezen op de mogelijkheid van niet-ontvankelijkverklaring indien het griffierecht niet tijdig zou worden voldaan. Ondanks een aangetekende brief van 2 december 2021, waarin de gemachtigde werd herinnerd aan de betaling, is het griffierecht niet ontvangen door de rechtbank. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 21/4583

uitspraak van 15 februari 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[gemachtigde]die heeft gesteld het beroepschrift te hebben ingediend namens
[belanghebbende], gevestigd te [plaats] ,
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Oisterwijk ,

de heffingsambtenaar.

Motivering

[gemachtigde] (hierna: de gesteld gemachtigde) heeft een beroepschrift ingediend betreffende de bij beschikking krachtens de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarde van het pand [adres] die is afgegeven ten aanzien van [belanghebbende] . Hiervoor is belanghebbende griffierecht verschuldigd van € 360. De griffier heeft de gesteld gemachtigde daarover schriftelijk geïnformeerd.
De griffier heeft de gesteld gemachtigde in een aangetekende brief van 2 december 2021 nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht. De brief vermeldt dat niet-ontvankelijkverklaring kan volgen, indien het griffierecht niet binnen vier weken na dagtekening van de brief is overgemaakt op de in de brief vermelde bankrekening. Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de brief afgeleverd op het door de gesteld gemachtigde opgegeven adres.
Uit de administratie van de rechtbank blijkt dat het griffierecht niet is ontvangen. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 15 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.