ECLI:NL:RBZWB:2022:7509

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 mei 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
22-007130 en 22-007131
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschrift schadevergoeding ex artikelen 530 en 533 Sv, gedeeltelijk toegewezen

Op 30 mei 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding, ingediend door verzoeker, die in verband met een strafzaak schadevergoeding eiste van de Staat. Het verzoekschrift was ingediend op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker had een schadevergoeding van € 750,00 gevraagd voor schade door ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis, en daarnaast een vergoeding van € 1.805,38 voor kosten van rechtsbijstand. De rechtbank heeft op 16 mei 2022 de zaak behandeld in raadkamer, waarbij zowel de officier van justitie, mr. T. Kint, als de gemachtigd advocaat van verzoeker, mr. G.J.P.M. Mooren, aanwezig waren. Verzoeker was niet verschenen, maar had zijn verzoek schriftelijk onderbouwd.

De rechtbank overwoog dat verzoeker recht had op een schadevergoeding op basis van artikel 533 Sv, omdat zijn zaak was geseponeerd. De rechtbank oordeelde dat de gevraagde vergoeding voor de ondergane inverzekeringstelling gedeeltelijk moest worden afgewezen, omdat de gevraagde verhoging van € 120,00 per dag onvoldoende gemotiveerd was. De rechtbank stelde vast dat de gebruikelijke vergoeding voor inverzekeringstelling € 130,00 per dag bedraagt. Verzoeker had drie dagen in verzekering doorgebracht, wat leidde tot een vergoeding van € 390,00 voor de inverzekeringstelling.

Daarnaast werd het verzoek voor de kosten van rechtsbijstand van € 1.805,38 toegewezen, omdat dit bedrag voldoende onderbouwd was. Voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift in raadkamer werd een forfaitair bedrag van € 680,00 toegekend. De rechtbank besloot dat in totaal een bedrag van € 2.875,38 aan verzoeker zou worden toegewezen, waarbij de overige verzoeken werden afgewezen. De beslissing werd genomen door mr. E.B. Prenger, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.E. de Kroon, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 30 mei 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/311759-21
rk-nummers: 22-007130 en 22-007131
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 6 april 2022, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. G.J.P.M. Mooren, Bredaseweg 257, 5038 NG Tilburg
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 750,00 € 750,00 dan wel € 390,00 voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1.805,38, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 6 januari 2022;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 21 september 2021 in verzekering is gesteld en op 23 september 2021 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 16 mei 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. T. Kint en mr. G.J.P.M. Mooren als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de zaak op 6 januari 2022 is geseponeerd. Verzoeker is van oordeel dat hem op grond van artikel 530 Sv een vergoeding behoort te worden toegekend voor de door hem gemaakte kosten van rechtsbijstand van € 1.805,38. Daarnaast vraagt verzoeker de schade te vergoeden wegens onterecht ondergane voorlopige hechtenis. Verzoeker vraagt een dagvergoeding van € 250,00 in verband met de ernst van de verdenking alsmede de impact die de detentie op verzoeker heeft gehad. Daarbij komt dat verzoeker de detentie in beperkingen heeft doorgebracht waardoor hij een vergoeding van € 50,00 per dag, althans € 30,00, vraagt. Voorts vraagt verzoeker de forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevraagde vergoeding ten aanzien van het ondergane voorarrest gedeeltelijk dient te worden afgewezen. De gevraagde verhoging van € 120,00 per dag is onvoldoende gemotiveerd. Een dag inverzekeringstelling op het politiebureau wordt vergoed met een bedrag van € 130,00. Dit bedrag is gelijk aan de verhoogde vergoeding voor bewaring met beperking. In de vergoeding van inverzekeringstelling op het politiebureau wordt schade ontstaan door de beperkende aard daarvan hierdoor reeds te zijn gecompenseerd.
In aanvulling op het verzoekschrift heeft de advocaat in raadkamer aangevoerd dat het geregeld voorkomt dat er een hogere vergoeding wordt toegekend wanneer de verdenking een 12-jaarsfeit betreft.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden. Ook bij vrijheidsbeneming die in het buitenland is ondergaan in verband met een door Nederlandse autoriteiten gedaan verzoek om uitlevering, kan een vergoeding worden toegekend (hof 's-Gravenhage 2 november 2007 ECLI:NL:GHSGR:2007:BC1041).
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft 3 dagen in verzekering doorgebracht op het politiebureau. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed. Ook indien de inverzekeringstelling is aangevangen en geëindigd op één en dezelfde dag en beperkt is gebleven tot enkele uren wordt naar de maatstaf van een volledige dag vergoed.
De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van het gebruikelijk gehanteerde standaardbedrag. Er is niet gebleken van dermate uitzonderlijk bezwarende omstandigheden waaronder de voorlopige hechtenis is ondergaan. Dat verzoeker werd verdacht van een feit waarvoor een gevangenisstraf van 12 jaar of meer kan worden opgelegd, brengt niet mee dat door de vrijheidsbeneming aan verzoeker een grotere vorm van leed is aangedaan dan aan andere verdachten die preventief worden gehecht.
De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 390,00.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 1.805,38is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank niet onbillijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 390,00, bestaande uit vergoeding van de schade wegens de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 2.485,38, bestaande uit:
- € 1.805,38 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
wijst de verzoeken voor het overige af.
bepaalt dat een bedrag van
€ 2.875,38zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Westpoint advocaten I mediators, onder vermelding van “ [verzoeker] /OM, D56190”.
Deze beslissing is op 30 mei 2022 gegeven door mr. E.B. Prenger, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. de Kroon, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 mei 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).