ECLI:NL:RBZWB:2022:7506

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 mei 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
21-017598 en 21-017599
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschrift schadevergoeding ex artikelen 530 en 533 Sv, gedeeltelijk toegewezen

Op 30 mei 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding, ingediend door verzoeker, die in verband met een strafzaak een vergoeding van de Staat vroeg. Het verzoekschrift was ingediend op 12 november 2021 en betrof schadevergoeding voor onterecht ondergane voorarrest en verloren goederen. Tijdens de zitting op 16 mei 2022 waren de officier van justitie, mr. T. Kint, en de gemachtigd advocaat van verzoeker, mr. G.H. Fijma, aanwezig. Verzoeker was niet verschenen. De rechtbank overwoog dat verzoeker op 7 september 2020 in verzekering was gesteld en op 8 september 2020 was heengezonden. Hij vroeg een schadevergoeding van € 520,00 voor het onterecht ondergane voorarrest, € 1.507,36 voor verloren goederen en € 3.515,81 voor kosten van rechtsbijstand. De officier van justitie stelde dat de vergoeding voor het voorarrest gedeeltelijk afgewezen moest worden en dat de schade voor verloren goederen niet onder de reikwijdte van artikel 533 Sv viel. De rechtbank oordeelde dat verzoeker recht had op een schadevergoeding van € 260,00 voor de ondergane inverzekeringstelling en € 3.515,81 voor de kosten van rechtsbijstand. De overige verzoeken werden afgewezen. De totale toegekende schadevergoeding bedroeg € 4.455,81, die op een rekening van de advocaat zou worden overgemaakt. De beslissing is genomen door mr. E.B. Prenger, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.E. de Kroon, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/287530-20
rk-nummers: 21-017598 en 21-017599
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 12 november 2021, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. G.H. Fijma, de Raetsingel 1, 58312 KC Boxmeer
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 520,00 voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
  • € 1.507,36, voor vergoeding van vermogensschade;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 3.515,81, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 13 november 2020;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 7 september 2020 in verzekering is gesteld en op 8 september 2020 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 16 mei 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. T. Kint en mr. G.H. Fijma als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de zaak op 13 november 2020 is geseponeerd. Om die reden heeft hij verzocht om een vergoeding wegens het onterecht ondergane voorarrest ter hoogte van € 520,00. Voorts vraagt verzoeker een vergoeding voor verloren goederen van € 1.507,36. Dit betreffen twee smartphones die in beslag zijn genomen voor nader onderzoek en vervolgens verloren zijn gegaan. Verzoeker heeft in de zaak kosten rechtsbijstand gemaakt. Verzoeker heeft verzocht om hiervoor een vergoeding toe te kennen van € 3.515,81 inclusief BTW. Daarnaast vraagt verzoeker de vergoeding van de forfaitaire kosten voor het opstellen van het verzoekschrift.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vergoeding voor het ondergane voorarrest gedeeltelijk dient te worden afgewezen. Verzoeker is op 7 september 2020 in verzekering gesteld en is op 8 september 2020 heengezonden. De vergoeding in verband met verloren goederen dient te worden afgewezen omdat dit niet onder de reikwijdte van artikel 533 Sv valt. De vergoeding van de schade door kosten rechtskundige bijstand evenals de forfaitaire vergoeding kan worden toegewezen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden. Ook bij vrijheidsbeneming die in het buitenland is ondergaan in verband met een door Nederlandse autoriteiten gedaan verzoek om uitlevering, kan een vergoeding worden toegekend (hof 's-Gravenhage 2 november 2007 ECLI:NL:GHSGR:2007:BC1041).
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft 2 dagen in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht op het politiebureau. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed. Ook indien de inverzekeringstelling is aangevangen en geëindigd op één en dezelfde dag en beperkt is gebleven tot enkele uren wordt naar de maatstaf van een volledige dag vergoed.
De rechtbank is van oordeel dat er geen wettelijke basis is om op grond van artikel 533 Sv een vergoeding toe te kennen voor de dag dat verzoeker is aangehouden en op het politiebureau heeft doorgebracht. Verzoeker is op 7 september 2021 in verzekering gesteld en op 8 september 2021 heengezonden. De rechtbank zal conform de LOVS-uitgangspunten naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 260,00.
Ten aanzien van de verzochte kosten in verband met de goederen die in beslag zijn genomen en vervolgens verloren zijn gegaan (een iPhone 12 en iPhone 8) is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van vermogensschade die op grond van artikel 533 Sv vergoed dient te worden. Het leggen van beslag op goederen valt niet onder schade die is geleden ten gevolge van ondergane inverzekeringstelling of voorlopige hechtenis. De andere artikelen uit dezelfde titel vormen evenmin een basis voor vergoeding van de verzochte kosten. Deze verzochte kosten worden dan ook afgewezen.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 3.515,81is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank niet onbillijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en de behandeling van de verzoekschriften zal de rechtbank eenmaal het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toekennen, aangezien beide verzoeken in één verzoekschrift aangebracht hadden kunnen worden.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 260,00bestaande uit vergoeding van schade wegens de ondergane inverzekeringstelling;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 4.195,81, bestaande uit:
- € 3.515,81 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
wijst de verzoeken voor het overige af.
bepaalt dat een bedrag van
€ 4.455,81zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van De Raetgever Advocatuur te Boxmeer, onder vermelding van “rk-nummers 21-017598 en 21-017599 [verzoeker] ”.
Deze beslissing is op 30 mei 2022 gegeven door mr. E.B. Prenger, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. de Kroon, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 mei 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).