ECLI:NL:RBZWB:2022:750

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
BRE-21_4067
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak na intrekking beroep

Op 15 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke zaak, geregistreerd onder zaaknummer BRE 21/4067. De zaak betreft een verzoek van de belanghebbende, een onderneming gevestigd te [plaats], om de inspecteur van de Belastingdienst te veroordelen in de proceskosten na intrekking van een beroepschrift. Dit beroepschrift was ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van de aanslag vennootschapsbelasting 2017. De belanghebbende trok het beroep in na overeenstemming met de inspecteur over de aanslag, maar verzocht later om een vergoeding van de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat het verzoek niet-ontvankelijk was, omdat er bij de intrekking van het beroep geen verzoek om proceskostenvergoeding was gedaan. De rechtbank benadrukte dat de wet geen mogelijkheid biedt om de inspecteur te veroordelen tot vergoeding van griffierecht in deze procedure, hoewel de inspecteur dit uit zichzelf moet doen. De rechtbank verklaarde het verzoek om proceskostenvergoeding niet-ontvankelijk en maakte de uitspraak openbaar op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/4067
uitspraak van 15 februari 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a in verbinding met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [plaats] ,

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Betreft

Het verzoek van belanghebbende op grond van artikel 8:75a van de Awb om de inspecteur te veroordelen in de proceskosten.

Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de uitspraak op bezwaar tegen de aanslag vennootschapsbelasting 2017 met aanslagnummer [aanslagnummer] .
Bij brief met dagtekening 2 december 2021 heeft belanghebbende het beroep ingetrokken omdat er met de inspecteur overeenstemming is bereikt over de aanslag.
Bij brief met dagtekening 7 december 2021 heeft de griffier de intrekking bevestigd en de beroepsprocedure beëindigd.
Belanghebbende heeft bij brief van 29 december 2021, binnengekomen bij de rechtbank op 31 december 2021, verzocht om een vergoeding van proceskosten in verband met de intrekking van het beroep.
De rechtbank kan de inspecteur in de proceskosten veroordelen, indien daarom bij de intrekking van het beroep wordt verzocht en de inspecteur geheel of gedeeltelijk aan belanghebbende is tegemoetgekomen (artikel 8:75a van de Awb).
Nu in onderhavige zaak niet bij de intrekking van het beroep is verzocht om een vergoeding van de proceskosten, moet het verzoek van belanghebbende niet-ontvankelijk worden verklaard.
Belanghebbende heeft €360,00 aan griffierecht betaald. De wet biedt niet de mogelijkheid om in deze procedure de inspecteur te veroordelen tot het vergoeden van griffierecht. De inspecteur moet dat echter wel uit zichzelf doen (artikel 8:41, zevende lid, van de Awb).

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzoek om proceskostenvergoeding niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 15 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.