ECLI:NL:RBZWB:2022:7490

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
AWB- 22_4641
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het uitblijven van een besluit op een Wob-verzoek na eerdere uitspraak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 december 2022, wordt het beroep van eiseres behandeld dat is ingesteld na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 25 maart 2022. In die eerdere uitspraak werd de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit opgedragen om binnen vier weken te beslissen op het Wob-verzoek van eiseres, ingediend op 12 april 2021. Eiseres stelt dat de minister niet tijdig heeft beslist, wat aanleiding geeft tot deze procedure.

De rechtbank oordeelt dat het niet nodig is om partijen uit te nodigen voor een zitting, omdat dit volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet vereist is. De rechtbank stelt vast dat de termijn voor de minister om een beslissing te nemen op het Wob-verzoek eindigde op 25 april 2022, maar dat er geen besluit is genomen. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.

De rechtbank bepaalt dat de minister alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 37.500,-. Eiseres krijgt haar griffierecht van € 365,- vergoed en de proceskosten worden vastgesteld op € 379,50. De rechtbank concludeert dat de minister in gebreke is gebleven en dat eiseres recht heeft op een tijdige beslissing op haar verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4641

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.S. Wijling),
en

de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld na de uitspraak van de rechtbank van 25 maart 2022 in het beroep met zaaknummer BRE 22/825 (ECLI:NL:RBZWB:2022:1583). In die uitspraak staat dat verweerder nog niet heeft beslist op het Wob-verzoek van eiseres van 12 april 2021 en binnen vier weken na de dag van verzending van de uitspraak alsnog moet beslissen op het Wob-verzoek van eiseres. Eiseres stelt nu beroep in omdat verweerder dat volgens haar niet heeft gedaan.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is, in een geval als het onderhavige, waarin de bestuursrechter een termijn heeft gesteld voor het nemen van een besluit, niet vereist dat nog een ingebrekestelling wordt gestuurd voordat beroep wordt ingesteld [1] .
De rechtbank stelt vast dat de bij uitspraak van 25 maart 2022 (verzonden op 28 maart 2022) opgedragen termijn om een beslissing te nemen eindigde op 25 april 2022.
Nu verweerder niet binnen de door de rechter gestelde termijn een besluit heeft genomen op het Wob-verzoek van eiseres, is het beroep kennelijk gegrond.
Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven. Verweerder heeft in zijn verweerschrift van 31 oktober 2022 aangegeven dat de documenten zijn verzameld en worden beoordeeld. Hierna zullen de belanghebbenden worden benaderd voor het geven van een zienswijze, waarna deze beoordeeld dienen te worden. Pas daarna kan het besluitvormingsproces in gang worden gezet. Hieruit volgt dat verweerder een termijn van twee weken op voorhand niet haalbaar acht. Verweerder heeft daarbij echter niet aangegeven binnen welke termijn het wel haalbaar is om alsnog een besluit bekend te maken.
Naar het oordeel van de rechtbank moet een termijn recht doen aan de reële mogelijkheden om op het verzoek te beslissen, maar ook aan het belang van eiseres om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen. Gezien het feit dat ten tijde van het verweerschrift van 31 oktober 2022 de documenten verzameld waren en gelet op de inmiddels verstreken tijd, ziet de rechtbank geen aanleiding om voor het nemen van een besluit een langere termijn dan twee weken na het verzenden van de uitspraak te hanteren.
Op 1 mei 2022 is de Wet open overheid (hierna: Woo; Staatsblad 2021, 499), zoals gewijzigd bij de Wijzigingswet Woo (Staatsblad 2021, 500) in werking getreden. Artikel 10.1 van de Woo bepaalt dat de Wob wordt ingetrokken. Er is niet voorzien in overgangsrecht. Dat betekent dat de Woo onmiddellijke werking heeft en dat met ingang van 1 mei 2022 besluiten op vóór de inwerkingtreding van de Woo ingediende Wob-verzoeken met inachtneming van de bepalingen van de Woo moeten worden genomen.
De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 250,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 37.500,-. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl).
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Daarbij merkt de rechtbank het gewicht van de onderhavige zaak aan als licht, gelet op de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is overwogen dat geschillen met betrekking tot het uitblijven van een besluit als licht moeten worden beschouwd. De bijstand door een gemachtigde levert 1,0 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 379,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 250,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 9 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.