ECLI:NL:RBZWB:2022:748
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen WOZ-beschikking en ambtshalve beslissing heffingsambtenaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Middelburg. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking, waarin de waarde van zijn panden was vastgesteld. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de bezwaartermijn en besloot daarnaast om de WOZ-aanslag niet ambtshalve te verminderen. De rechtbank heeft beide beslissingen beoordeeld.
De rechtbank oordeelde dat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend. De wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken, en de rechtbank concludeerde dat het bezwaarschrift pas op 20 april 2020 was ontvangen, terwijl de termijn op 18 maart 2020 eindigde. De rechtbank stelde vast dat er geen redenen waren aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten, waardoor de niet-ontvankelijkverklaring terecht was.
Wat betreft de ambtshalve beslissing van de heffingsambtenaar, verklaarde de rechtbank zich onbevoegd om hierover te oordelen. De rechtbank merkte op dat deze beslissing niet vatbaar is voor bezwaar en beroep, en dat rechtsmiddelen bij de civiele rechter moeten worden aangewend. De rechtbank heeft ook het verzoek om immateriële schadevergoeding afgewezen, omdat de redelijke behandeltermijn niet was overschreden. De rechtbank heeft de beroepen tegen de uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.