In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 december 2022, wordt het beroep van eiser tegen de toekenning van zijn WIA-uitkering beoordeeld. Eiser, die tot 1 oktober 2017 werkzaam was als manager finance & control, viel op 18 januari 2017 uit en ontving vanaf 2 oktober 2017 een Ziektewet-uitkering. Het UWV kende hem op 16 januari 2019 een WIA-uitkering toe, waarbij hij voor 59,46% arbeidsongeschikt werd geacht. De werkgever maakte bezwaar tegen dit besluit, wat leidde tot een herziening van de WIA-uitkering door het UWV op 17 augustus 2020, waarbij de arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 48,07%. Eiser maakte bezwaar tegen deze herziening, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid op 54,81% heeft vastgesteld en het niet gemaximeerde dagloon op € 431,76. De rechtbank stelt vast dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van bonussen, wat invloed heeft op de vaststelling van het maatmaninkomen en het dagloon. Eiser had geen recht op de onterecht ontvangen bonussen, waardoor deze niet als loon kunnen worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat het UWV de WIA-uitkering op juiste wijze heeft herzien en verklaart het beroep van eiser ongegrond.