ECLI:NL:RBZWB:2022:7418

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 mei 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
22-002940
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv betreffende inbeslagname van een voertuig

Op 30 mei 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was ingediend door klager, die zijn voertuig, een BMW, terug wilde hebben dat in beslag was genomen door de politie in verband met een verkeersmisdrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat klager niet werd vervolgd voor enig strafbaar feit gerelateerd aan de inbeslagname en dat er geen strafvorderlijk belang bestond om het voertuig in beslag te houden. De officier van justitie had gesteld dat het voertuig een 'spookvoertuig' was, omdat het sinds 21 juli 2020 geen geldige registratie had. Klager had echter bewijs geleverd dat hij de auto op 20 december 2021 had teruggekocht van zijn broer. De rechtbank oordeelde dat klager als rechthebbende van het voertuig moest worden aangemerkt en dat er geen reden was om het beslag te handhaven. De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de BMW aan klager.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: onbekend
rk.nummer: 22-002940
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. Stroobach, Verrijn Stuartweg 1, 1112 AW Diemen
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 20 januari 2022 onder klager in beslag is genomen: een personenauto van het merk BMW, zwart, en voorzien van het [kenteken] (hierna: de personenauto).
  • het klaagschrift, ingediend op 11 februari 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 16 mei 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. T. Kint, klager en mr. G. Onnink als gemachtigd raadsman van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Op 27 november 2021 heeft de politie in het kader van een verkeersmisdrijf het voertuig van klager in bewaring gesteld totdat klager zijn rijbewijs zou afgeven. Op 13 december 2021 heeft klager zijn rijbewijs ingeleverd op het politiebureau. Toen klager zijn voertuig wilde ophalen, kreeg hij te horen dat het voertuig in beslag is genomen. Uit de koopovereenkomst en het kentekenbewijs blijkt dat het voertuig toebehoort aan klager.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het voertuig in beslag is genomen omdat het [kenteken] sinds 21 juli 2020 geen geldige registratie heeft. Het is niet mogelijk om een eigenaar van het voertuig aan te wijzen. Het betreft een zogenoemd "spookvoertuig". Voor deze voertuigen kan niemand aansprakelijk worden gehouden wanneer er strafbare feiten met het voertuig worden begaan. Derhalve is het ongewenst om het voertuig zonder registratie terug te laten keren in het maatschappelijk verkeer. Gelet op het feit dat er geen strafzaak is opgemaakt, bestaat de mogelijkheid om bij de raadkamerprocedure een losse vordering onttrekking aan het verkeer op te leggen. Dit is echter nog niet gebeurd. Desondanks moet het klaagschrift ongegrond worden verklaard.
In aanvulling op het klaagschrift heeft de raadsman in raadkamer aangevoerd dat klager de auto op 20 december 2021 heeft teruggekocht van zijn broer.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
Klager stelt dat hij eigenaar is van onderhavige auto. Hoewel het de rechtbank bevreemdt dat de auto niet staat geregistreerd en pas recentelijk (kennelijk weer) aan verdachte is gaan toebehoren, wordt zijn stelling onderbouwd met stukken. De rechtbank merkt verdachte dan ook aan als rechthebbende.
De rechtbank stelt vast dat uit de toelichting van de officier van justitie is gebleken dat klager niet wordt vervolgd voor enig strafbaar feit gerelateerd aan de inbeslaggenomen auto. Voorts is door het Openbaar Ministerie geen, in ieder geval niet tijdig, een afzonderlijk verzoek tot onttrekking aan het verkeer ingediend. Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er geen strafvorderlijk belang bestaat om de auto in beslag te houden.
Nu er geen strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag en de rechtbank niet is gebleken dat een ander dan klager redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van de personenauto is aan te merken, zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag gegrond verklaren en de teruggave van de personenauto aan klager gelasten.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
- het klaagschrift gegrond en gelast de teruggave van de personenauto van het merk BMW, zwart, en voorzien van het [kenteken] .
Deze beslissing is op 30 mei 2022 gegeven door mr. E.B. Prenger, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. de Kroon, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 mei 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).