Op 3 juni 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een klaagschrift behandeld dat was ingediend door een klager, vertegenwoordigd door mr. J.J.J. van Rijsbergen. Het klaagschrift was gericht tegen de inbeslagname van een Apple iPhone, die op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering was genomen. De klager stelde dat de telefoon niet was verkregen door een strafbaar feit en dat er geen belang van strafvordering meer was om het beslag voort te zetten. Tijdens de behandeling in raadkamer op 20 mei 2022 heeft de officier van justitie aangegeven dat er geen belang meer was bij de inbeslagname en dat de telefoon kon worden teruggegeven aan de klager.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het klaagschrift tijdig was ingediend en dat de klager ontvankelijk was. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een hoofdzaak. Gezien het standpunt van het Openbaar Ministerie dat er geen strafvorderlijk belang meer was bij het voortduren van het beslag, heeft de rechtbank besloten het klaagschrift gegrond te verklaren. De rechtbank gelastte de teruggave van de inbeslaggenomen Apple iPhone aan de klager.
De beslissing is op 3 juni 2022 gegeven door rechter R.J.H. de Brouwer, in tegenwoordigheid van griffier J. van ‘t Westende, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld door het Openbaar Ministerie of de klager.