ECLI:NL:RBZWB:2022:7413

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 mei 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
22-003357
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv betreffende teruggave van inbeslaggenomen auto

Op 30 mei 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klaagster B.V. Het klaagschrift was gericht tegen de inbeslagname van een personenauto, een Peugeot 2008, die op 14 oktober 2021 in beslag was genomen. Klaagster, vertegenwoordigd door H.P.J.M. Raaijmakers, stelde dat zij de rechtmatige eigenaar was van de auto, die zij voor € 20.000 had gekocht. De officier van justitie, mr. T. Kint, verzette zich tegen de teruggave, stellende dat de auto als gestolen geregistreerd stond en dat de oorspronkelijke eigenaar, die aangifte had gedaan van diefstal, als rechthebbende moest worden aangemerkt.

De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift ontvankelijk was en dat klaagster vooralsnog als rechthebbende moest worden beschouwd. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een hoofdzaak. De rechtbank concludeerde dat er geen strafvorderlijk belang meer bestond bij het voortduren van het beslag, aangezien het onderzoek naar de auto was afgerond. De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de auto aan klaagster, met de opmerking dat de civiele weg voor de aangever nog openstond.

De beslissing werd genomen door mr. E.B. Prenger, in aanwezigheid van griffier mr. M.A.E. de Kroon, en is op 30 mei 2022 uitgesproken tijdens een openbare zitting. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: onbekend
rk.nummer: 22-003357
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klaagster] B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats]
in raadkamer vertegenwoordigt door H.P.J.M. Raaijmakers
hierna te noemen: klaagster.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 14 oktober 2021 onder klaagster in beslag is genomen: een personenauto van het merk Peugeot 2008, grijs, en voorzien van het [kenteken] (hierna: de auto).
  • het klaagschrift, ingediend op 17 februari 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 16 mei 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. T. Kint en klaagster.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde met last tot teruggave aan de klaagster. Daartoe is aangevoerd dat klaagster rechthebbende is van de auto. Zij heeft auto gekocht voor € 20.000,00 en heeft hiertoe een koopcontract overgelegd. Via de RDW is later gebleken dat de auto als gestolen stond geregistreerd. Op 14 oktober 2021 is de auto in beslag genomen. Klaagster heeft hiervan aangifte gedaan en alle gegevens die zij in bezit had aan de politie verstrekt zodat er actie kon worden ondernomen.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat zij zich verzet tegen teruggave van de inbeslaggenomen auto. Er is geen strafvorderlijk belang meer, maar de rechtmatige eigenaar heeft aangifte gedaan van diefstal van de auto en hij dient als rechthebbende te worden aangemerkt. Klaagster heeft de auto gekocht van een persoon die niet bevoegd was de auto te verkopen. De rechtsbescherming van artikel 3:86 BW is niet van toepassing. Klaagster heeft niet voldaan aan zijn onderzoeksplicht. De auto dient te worden teruggegeven aan de rechthebbende en dat is in dit geval de eerste tenaamgestelde die in Frankrijk aangifte heeft gedaan.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klaagster is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Ingevolge artikel 116, eerste lid, Sv doet het Openbaar Ministerie de inbeslaggenomen voorwerpen teruggeven aan de beslagene, zodra het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. In het systeem van de wet ligt aldus besloten dat, indien het Openbaar Ministerie bij de behandeling van een beklag als bedoeld in artikel 552a Sv te kennen geeft van oordeel te zijn dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen de gevraagde teruggave verzet, de rechter, zonder zelf in een beoordeling van dit laatste punt te treden, op het klaagschrift dient te beslissen. Dit is bijvoorbeeld van belang bij een klaagschrift dat is gericht tegen het voornemen van de officier van justitie om de inbeslaggenomen voorwerpen terug te geven aan anderen dan de beslagene. In dat voornemen ligt, gelet op artikel 116, eerste lid, Sv, besloten dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen teruggave verzet. Het staat de rechter dan niet vrij bij de beoordeling van het klaagschrift te treden in de vraag of zodanig belang aan de teruggave in de weg staat.
De rechtbank overweegt dat haar als beklagrechter in strafzaken slechts een marginaal toetsingskader toekomt waar het gaat om civiele geschillen tussen bij een beslagkwestie betrokken partijen. De rechtbank stelt in dat kader vast dat klaagster de onderhavige auto heeft gekocht bij een persoon uit België voor een realistisch bedrag van € 20.000,00. Klaagster heeft het chassisnummer gecontroleerd en hier kwam niets afwijkends uit. Daarnaast heeft klaagster de auto ingevoerd bij de RDW en heeft klaagster een koopovereenkomst overgelegd. Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat klaagster vooralsnog als rechthebbende dient te worden beschouwd.
Voorts stelt de rechtbank vast dat de auto in beslag is genomen in het kader van waarheidsvinding. Niet in geschil is dat het onderzoek naar de auto inmiddels is afgerond. Een eventuele handhaving van het beslag zal dan enkel tot doel hebben om een waarborg te bieden voor de aangever in een nog aanhangig te maken civiele procedure. Dit is geen belang dat valt onder de reikwijdte van artikel artikel 94 Sv.
Nu er geen strafvorderlijk belang meer bestaat bij het voortduren van het beslag en de rechtbank niet is gebleken dat een ander dan klaagster redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van de auto is aan te merken, zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag gegrond verklaren en de teruggave van de auto aan klaagster gelasten.
Ten overvloede wijst de rechtbank klaagster erop dat het strafvorderlijk beslag hiermee weliswaar eindigt, maar dat de weg naar de civiele rechter nog steeds open staat voor aangever.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
- het klaagschrift gegrond en gelast teruggave van de personenauto (Peugeot 2008, grijs en met [kenteken] ) aan klaagster.
Deze beslissing is op 30 mei 2022 gegeven door mr. E.B. Prenger, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E de Kroon, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 mei 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klaagster binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).