ECLI:NL:RBZWB:2022:7412

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 mei 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
22-002476
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake beslaglegging van een personenauto in verband met wederrechtelijke vrijheidsberoving

Op 30 mei 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een klaagschrift behandeld dat was ingediend door klager, vertegenwoordigd door mr. M.A. Buntsma. Het klaagschrift was gericht tegen de inbeslagname van een personenauto, die op 20 januari 2022 onder klager in beslag was genomen. Klager verzocht om opheffing van het beslag en teruggave van de auto, stellende dat deze zijn eigendom was en dat de beschuldigingen van wederrechtelijke vrijheidsberoving niet voldoende onderbouwd waren. De officier van justitie, mr. T. Kint, betoogde echter dat de auto niet kon worden teruggegeven, omdat klager verdacht werd van het vasthouden van een slachtoffer in de auto. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de auto, aangezien het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later zou besluiten tot verbeurdverklaring van het voertuig. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, waarmee de inbeslagname van de auto werd gehandhaafd. Deze beslissing werd genomen in raadkamer, waarbij de rechtbank benadrukte dat het onderzoek summier van aard was en niet inging op de mogelijke uitkomst van een hoofdzaak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/017493-22
rk.nummer: 22-002476
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. M.A. Buntsma, Delpratsingel 25, 4811 AP Breda
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 20 januari 2022 onder klager in beslag is genomen: een personenauto van het merk Seat Ibiza, grijs en voorzien van het [kenteken] (hierna: de personenauto).
  • het klaagschrift, ingediend op 8 februari 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 16 mei 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. T. Kint en mr. M.A. Buntsma als gemachtigd raadsman van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat de auto eigendom is van klager. Gelet op het feit dat de verweten wederrechtelijke vrijheidsberoving uitsluitend is gebaseerd op de verklaring van aangever, is het naar de mening van klager hoogst onwaarschijnlijk dat klager zal worden veroordeeld en dat de auto verbeurd wordt verklaard. Het belang van strafvordering verzet zich tegen het handhaven van het beslag.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat de auto niet kan worden teruggegeven aan klager omdat klager wordt verdacht van wederrechtelijke vrijheidsberoving waarbij het slachtoffer in de auto van klager is vastgehouden. De officier van justitie acht het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, verbeurdverklaring zal bevelen.
De raadsman heeft in raadkamer gepersisteerd bij zijn eerder ingenomen standpunt.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden. De rechtbank toetst dan ook niet of de bewijzen in de strafzaak tot een bewezenverklaring zouden kunnen leiden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank stelt vast dat klager wordt verdacht van wederrechtelijke vrijheidsberoving waarbij de personenauto van klager zou zijn gebruikt. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, verbeurdverklaring van de personenauto zal bevelen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
- het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 30 mei 2022 gegeven door mr. E.B. Prenger, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. de Kroon, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 mei 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).