ECLI:NL:RBZWB:2022:7404

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
20/7770
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van leges opgelegd voor omgevingsvergunning door de rechtbank

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 9 december 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Veere beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 30 januari 2020 leges van € 10.800 in rekening gebracht voor de behandeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een nieuwbouwwoning. Belanghebbende had eerder een omgevingsvergunning aangevraagd die op verzoek was ingetrokken, waarna hij opnieuw een aanvraag indiende. De rechtbank behandelt de argumenten van belanghebbende, die stelt dat de leges hoger zijn dan volgens de Legesverordening 2019 verschuldigd is en dat de gemeente had moeten voorkomen dat hij extra leges moest betalen door een nieuwe aanvraag in te dienen.

De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar terecht de leges heeft opgelegd, aangezien belanghebbende twee aanvragen voor omgevingsvergunningen heeft ingediend die door het college zijn behandeld. De rechtbank wijst het beroep van belanghebbende af, wat betekent dat hij het griffierecht niet terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 20/7770
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende]uit [plaats], belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Veere, de heffingsambtenaar.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 2 juli 2020.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft op 30 januari 2020 aan belanghebbende leges in rekening gebracht tot een bedrag van € 10.800.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
Belanghebbende heeft een aanvullend stuk ingediend.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen belanghebbende en de heffingsambtenaar [heffingsambtenaar].

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende heeft op 5 juli 2019 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van een nieuwbouwwoning aan de [straatnaam 1] in [plaats]. Op 27 augustus 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning verleend. Voor het in behandeling nemen van deze aanvraag heeft de heffingsambtenaar op 6 september 2019 leges in rekening gebracht tot een bedrag van € 12.180. Op verzoek van belanghebbende heeft het college de omgevingsvergunning voor [straatnaam 1] ingetrokken op 12 november 2019. Naar aanleiding van de intrekking heeft de heffingsambtenaar op 25 november 2019 de legesnota gecrediteerd voor 50% tot een bedrag van € 6.090.
2.2.
Belanghebbende heeft op 4 december 2019 opnieuw een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van een nieuwbouwwoning aan de [straatnaam 2] in [plaats]. Op 20 januari 2020 heeft het college de omgevingsvergunning voor die woning verleend. Voor het in behandeling nemen van deze aanvraag heeft de heffingsambtenaar op 30 januari 2020 leges in rekening gebracht van € 10.800 (hierna: de leges).
2.3.
Op basis van de Legesverordening 2019 van de gemeente Veere geldt een tarief, voor het in behandeling nemen van een aanvraag omgevingsvergunning, indien de bouwkosten € 10.000 of meer bedragen, van 2,00% van de bouwkosten.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar de leges tot een juist bedrag in rekening heeft gebracht. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.2.
De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
3.3.
Belanghebbende stelt dat hij meer moet betalen voor het verlenen van een omgevingsvergunning dan volgens de Legesverordening 2019 verschuldigd is. Daarnaast stelt belanghebbende dat de gemeente anders had moeten handelen en had moeten voorkomen dat er sprake zou zijn van een nieuwe aanvraag om te voorkomen waardoor hij extra leges moest betalen.
3.4.
De rechtbank wijst het betoog van belanghebbende af. Vaststaat dat belanghebbende twee aanvragen voor een omgevingsvergunning heeft gedaan die door het college in behandeling zijn genomen. Het college heeft de eerste omgevingsvergunning voor de nieuwbouwwoning aan de [straatnaam 1] op verzoek van belanghebbende ingetrokken. Daarna heeft belanghebbende een tweede aanvraag voor een omgevingsvergunning op de locatie [straatnaam 2] ingediend. Het college heeft de tweede aanvraag in behandeling genomen en op deze aanvraag een omgevingsvergunning afgegeven. Op basis van het in behandeling nemen van de tweede aanvraag is belanghebbende opnieuw leges verschuldigd. De heffingsambtenaar heeft dan ook terecht de leges opgelegd aan belanghebbende.
3.5.
Ten aanzien van de klachten van belanghebbende met betrekking tot de gang van zaken in het traject om tot de omgevingsvergunning te komen, stelt de rechtbank voorop dat zij enkel kan oordelen of de heffingsambtenaar – gelet op de legesverordening – terecht leges tot een juist bedrag in rekening heeft gebracht. Uit de gang van zaken blijkt onmiskenbaar dat het college tweemaal een aanvraag om een omgevingsvergunning in behandeling heeft genomen waaraan niet afdoet dat aan het oorspronkelijk ontwerp van de nieuwbouwwoning niet veel gewijzigd is en met name sprake was van een andere locatie voor de woning.

4.Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A.D. Dockx, griffier, op 9 december 2022 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Gemeentewet
Op grond van artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van het genot van, door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
Verordening op de heffing en de invordering van leges 2019 (Legesverordening 2019)
Artikel 2, eerste lid, luidt:
Onder de naam “leges” worden rechten geheven voor:
a. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten,
Artikel 5, eerste lid, luidt:
De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Artikel 2.3 van de bij de Legesverordening 2019 behorende Tarieventabel (Tarieventabel) luidt:
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project: de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijk bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor de extra toetsen die in verband met de aanvraag moeten worden uitgevoerd, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk en hoofdstuk 4 van deze titel. In afwijking van de vorige volzin kan ook per activiteit, handeling of andere grondslag een legesbedrag worden gevorderd.
2.3.1 Bouwactiviteiten
2.3.1.1 Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief onverminderd het bepaalde in de andere onderdelen van dit hoofdstuk indien tevens sprake is van de in die onderdelen bedoelde activiteiten:
2.3.1.1.1 indien de bouwkosten minder bedragen dan € 10.000 € 200,00
2.3.1.1.2 indien de bouwkosten € 10.000,-- of meer bedragen 2,00% van de bouwkosten met een minimumtarief van € 200,00
Teruggaaf
2.5.1 Een vergunninghouder kan op eigen verzoek zijn omgevingsvergunning door het college laten intrekken. Indien dat verzoek wordt gedaan binnen 24 maanden nadat de omgevingsvergunning is verleend vindt teruggave van 50% van de leges plaats die geheven zijn op grond van de artikelen 2.3.1.1.1, 2.3.1.1.2, 2.3.2, 2.3.3. en 2.3.3.1 De teruggave vindt plaats nadat de intrekking onherroepelijk is. Teruggave van leges op grond van andere artikelen is niet mogelijk.