ECLI:NL:RBZWB:2022:7375

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
AWB- 21_1500
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van bijzondere bijstand voor bad-/douchekosten en stook- en energiekosten

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 december 2022, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant beoordeeld. Eiseres had bijzondere bijstand aangevraagd voor bad-/douchekosten en stook- en energiekosten, welke aanvraag eerder was afgewezen. De rechtbank behandelt de feiten en omstandigheden rondom de aanvraag, waarbij eiseres een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet. Het dagelijks bestuur had de aanvraag afgewezen op basis van een medisch advies dat geen noodzaak voor extra stookkosten aangaf, maar eiseres betwist deze afwijzing. De rechtbank concludeert dat het dagelijks bestuur de aanvraag niet correct heeft beoordeeld en dat de motivering van het bestreden besluit tegenstrijdig is. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en kent eiseres een vergoeding voor stookkosten toe, terwijl de kosten voor extra douchebeurten niet voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank oordeelt dat eiseres recht heeft op bijzondere bijstand voor de periode van 23 april 2020 tot en met 31 juli 2020, en dat het dagelijks bestuur het griffierecht en proceskosten moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1500 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

en

Het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant (dagelijks bestuur)

(gemachtigde: mr. S. Beck).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 25 maart 2021 (bestreden besluit) over de afwijzing van de aangevraagde bijzondere bijstand voor bad-/douchekosten en stook- en energiekosten.
1.2
Het dagelijks bestuur heeft de aanvraag met het besluit van 30 juli 2020 afgewezen (primaire besluit). Met het bestreden besluit van 25 maart 2021 op het bezwaar van eiseres is het dagelijks bestuur bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Het dagelijks bestuur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, haar zoon en de gemachtigde van het dagelijks bestuur, bijgestaan door [naam vertegenwoordiger] .

Beoordeling door de rechtbank

Omvang van het geding
2. De rechtbank beoordeelt of het dagelijks bestuur op goede gronden de aangevraagde bijzondere bijstand voor bad-/douchekosten en stook- en energiekosten heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en voorziet zelf in de zaak. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. De rechtbank gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden. Eiseres ontvangt een uitkering op grond van de Participatiewet naar de norm van een alleenstaande. Het dagelijks bestuur heeft eiseres bij besluit van 2 juli 2019, voor de periode van
1 augustus 2019 tot en met 31 juli 2020, bijzondere bijstand voor bewassingskosten voor een bedrag van € 50,07 per maand toegekend. Deze bijzondere bijstand is gebaseerd op de zogenaamde GMD-lijst [1] .
Eiseres heeft op 23 april 2020 bijzondere bijstand aangevraagd voor bad-/douchekosten en voor stook- en energiekosten. Na ontvangst van de opgevraagde bewijsstukken heeft het dagelijks bestuur advies ingewonnen bij [naam bedrijf] . Namens [naam bedrijf] heeft arts [naam arts] op 10 juli 2020 geadviseerd dat er, vanwege dagelijkse en volledige incontinentie, een medische grondslag bestaat voor extra bewassingskosten. Er is geen medische grondslag voor extra stookkosten. Het dagelijks bestuur heeft in het primaire besluit de aangevraagde bijzondere bijstand afgewezen, omdat uit het advies van [naam bedrijf] geen medische noodzaak voor deze kosten volgt. Het dagelijks bestuur heeft in het primaire besluit overwogen dat er bij eiseres sprake is van een medische aandoening die valt onder categorie B1.3 van de GMD-lijst. Hij heeft het bedrag aan de bijzondere bijstand voor bewassings(meer)kosten – op basis van de hiervoor genoemde GMD-lijst – vanaf 1 april 2020 verhoogd naar € 61,50 per maand.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Hangende bezwaar heeft het dagelijks bestuur een tweede medisch advies laten opmaken over de vraag of er een indicatie bestaat voor meer douchen en of er sprake is van een aandoening die een hogere kamertemperatuur noodzakelijk maakt. [naam bedrijf] heeft op 14 december 2020 aanvullend gerapporteerd. [naam arts] overweegt dat eiseres, door de incontinentieproblematiek, twee keer per dag lang en drie tot vijf keer per dag kort moet douchen. Er is verder een medische grondslag voor extra stookkosten. In het ambtelijk advies aan het dagelijks bestuur is geadviseerd om het primaire besluit te herroepen en eiseres vanaf 23 april 2020 bijzondere bijstand voor bad-/douchekosten en stook- en energiekosten van in totaal € 10,06 per maand toe te kennen.
In het bestreden besluit is het dagelijks bestuur bij het primaire besluit gebleven. Volgens het dagelijks bestuur omvat de vergoeding voor bewassings(meer)kosten ook de meerkosten van elektriciteit en water en zou toekenning van de aangevraagde bijzondere bijstand betekenen dat er twee keer voor dezelfde kosten een vergoeding wordt verstrekt. Verder acht het dagelijks bestuur het niet aannemelijk dat de meerkosten van elektriciteit en water verband houden met het vaker douchen en het verwarmen van de woning, omdat het gasverbruik van eiseres in de relevante periode onder het voor haar geldende gemiddelde gasverbruik ligt. Er blijkt volgens het dagelijks bestuur niet van extra douchen of verwarmen.
Heeft het dagelijks bestuur op goede gronden de aangevraagde bijzondere bijstand afgewezen?
6. Eiseres voert aan dat het dagelijks bestuur ten onrechte is afgeweken van het ambtelijk advies aan het dagelijks bestuur en dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel. Het dagelijks bestuur is zelf afgeweken van het beleid door terug te vallen op de GMD-lijst. Dat niet exact bepaald kan worden welk deel van de meerkosten van water en elektriciteit aan het extra douchen en het verwarmen is toe te rekenen, kan eiseres op grond van het beleid niet worden tegengeworpen. De bijzondere bijstand voor bewassingskosten bevat geen component voor de kosten van energie.
6.1
Het dagelijks bestuur verwijst in het verweerschrift naar het bestreden besluit.
6.2
Tussen partijen zijn de door eiseres ingediende afrekeningen over 2019 en 2020 voor water-, elektriciteit- en gasverbruik niet in geding. Ook is niet in geschil dat het
water- en elektriciteitsverbruik over 2020 hoger is dan gemiddeld en dat eiseres door haar beperkingen aangewezen is op extra douchen, extra bewassing en een hogere kamertemperatuur. Partijen verschillen van mening over de vraag of eiseres in aanmerking komt voor bijzondere bijstand voor bad- en douchekosten en voor stook- en energiekosten. Voor wat betreft de laatstgenoemde kosten betwist het dagelijks bestuur dat de kosten zich voordoen.
6.3
Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet heeft eiseres recht op bijzondere bijstand voor zover zij niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het dagelijks bestuur niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
Naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dient bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de alleenstaande of het gezin noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, op welk punt het dagelijks bestuur ingevolge genoemde bepaling een zekere beoordelingsvrijheid heeft [2] .
Het gaat in dit geding om (een besluit tot afwijzing van) een aanvraag om bijzondere bijstand. Een aanvrager moet in het algemeen de feiten en omstandigheden aannemelijk maken die nopen tot inwilliging van die aanvraag. Dit betekent in dit geval dat op eiseres de last rust om aannemelijk te maken dat zij meer kosten maakt dan het dagelijks bestuur aan bijzondere bijstand heeft toegekend [3] .
6.4
Het dagelijks bestuur hanteert bij de beoordeling van een aanvraag voor bijzondere bijstand beleidsregels, namelijk de Beleidsregel bijzondere bijstand gemeente [naam gemeente] (beleidsregel). In artikel 9 van de beleidsregel is bepaald dat voor een aantal
kostensoorten – waaronder de kostensoorten waarvoor eiseres bijzondere bijstand heeft aangevraagd – specifiek gemeentelijk beleid wordt gevoerd [4] . De betreffende kostensoorten zijn opgenomen in de bijlage bij de beleidsregel. Voor beide door eiseres aangevraagde kostensoorten geldt op basis van de bijlage bij de beleidsregel dat de noodzaak en de hoogte van de meerkosten aangetoond dient te worden en dat enkel voor de relevante meerkosten bijzondere bijstand verleend kan worden.
De rechtbank constateert dat het dagelijks bestuur bij de beoordeling van de aanvraag van eiseres de beleidsregel niet heeft toegepast. Het dagelijks bestuur heeft ter zitting toegelicht dat in de besluitvorming is afgeweken van de beleidsregel – en wel door toepassing van de niet-kenbare GMD-lijst – omdat het hier gaat om een aanvraag voor medische kosten waarover [naam bedrijf] geadviseerd heeft. Als [naam bedrijf] in het advies verwijst naar de GMD-lijst, dan is het vast beleid dat dit advies wordt gevolgd.
Dit betekent dat de rechtbank bij de beoordeling van deze zaak niet uit zal gaan van de toepasselijkheid van de beleidsregel. Het gaat hier immers om een zaak waarbij er een medisch advies is uitgebracht. De rechtbank zal dan ook het voorliggende bestreden besluit toetsen aan de hand van de GMD-lijst.
De rechtbank stelt verder vast dat de GMD-lijst uitgaat van forfaitaire bedragen. Als een aanvrager geïndiceerd is voor een bepaalde categorie, hoeft niet aannemelijk te worden gemaakt dat de betreffende kosten ook daadwerkelijk gemaakt zijn.
De rechtbank leidt uit de inhoud van het medisch advies en de toelichting van het dagelijks bestuur ter zitting af dat het eerste medisch advies en de daaruit volgende toepassing van de GMD-lijst voor de bewassingskosten niet in geschil is en dat deze lijst ook volgens eiseres terecht is gehanteerd. De rechtbank houdt het er voor dat eiseres de toepassing van het beleid waarbij de GMD-lijst wordt gehanteerd dus ook niet betwist.
In het tweede medische advies is eiseres geïndiceerd voor extra verwarmingskosten en kosten voor extra douchen door haar incontinentieproblematiek. Eiseres heeft voor deze kosten ook bijzondere bijstand aangevraagd, maar volgens het dagelijks bestuur heeft zij de kosten niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank constateert dat het dagelijks bestuur bij haar beslissing over de vergoeding van deze kosten aansluit bij de beleidsregel én de GMD-lijst. Enerzijds wordt immers verwezen naar de GMD-lijst, omdat de meerkosten al onder de eerder toegekende categorie zouden vallen. Anderzijds is het dagelijks bestuur van mening dat eiseres de toegekomen kosten niet aannemelijk heeft gemaakt, zoals vereist is conform de beleidsregel.
De rechtbank is van oordeel dat de motivering van het bestreden besluit innerlijk tegenstrijdig is, nu verwezen wordt naar twee verschillende beleidsregels. Een consequente beleidstoepassing brengt immers met zich mee dat bij het nemen van een besluit op de aanvraag van eiseres alleen acht moet worden geslagen op de GMD-lijst. Het bestreden besluit is daarmee in strijd met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel.
Naar het oordeel van de rechtbank hoefde eiseres volgens het systeem van forfaitaire vergoedingen zoals opgenomen in de GMD-lijst die toegenomen kosten immers niet aannemelijk te maken, maar is de indicatie door de medisch adviseur reeds voldoende voor toewijzing. De noodzakelijke indicatie is, zo blijkt uit het tweede advies, gegeven. Voor de door eiseres gevraagde kosten is voorzien in de GMD-lijst, namelijk categorie H1, stookkosten.
6.5
De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en zelf op grond van artikel 8:72, derde lid, sub b van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de zaak voorzien. De vergoeding voor stookkosten uit de GMD-lijst [5] bedraagt € 464,00 per jaar. Uitgaande van de periode waarop het bestreden besluit ziet – 23 april 2020 tot en met 31 juli 2020 – bedraagt de vergoeding voor stookkosten naar rato € 126,45 [6] . De GMD-lijst kent geen vergoeding voor de extra douchekosten zelf. Deze kosten komen niet voor toewijzing in aanmerking.

Conclusie en gevolgen

7.1
Het beroep is gegrond. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat de rechtbank eiseres voor de periode van 23 april 2020 tot en met 31 juli 2020
€ 126,45 aan bijzondere bijstand voor extra stookkosten toekent.
7.2
Omdat het beroep gegrond is, moet het dagelijks bestuur het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. Het dagelijks bestuur moet deze vergoeding betalen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,00 en wegingsfactor 1). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt het dagelijks bestuur op het betaalde griffierecht van € 49,00 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het dagelijks bestuur in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan op 6 december 2022 door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Participatiewet
Artikel 35, eerste lid:
Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande (…) recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande (…) niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
Beleidsregel bijzonder bijstand gemeente [naam gemeente] (beleidsregel)
Artikel 9, eerste lid:
Voor een aantal met name genoemde kostensoorten geldt specifiek gemeentelijk beleid. Deze kostensoorten zijn opgenomen in de "Bijlage kostensoorten bijzondere bijstand". De "Bijlage kostensoorten bijzondere bijstand" maakt integraal onderdeel uit van deze beleidsregel.
Categorie a bij de Bijlage kostensoorten bijzondere bijstand voor kleding/schoeisel
Omschrijving
Kosten voor: aanschaf, herstel, vervanging, onderhoud en reiniging van kleding, schoeisel en beddengoed behoren tot de alg. noodzakelijke kosten v/h bestaan. Deze moeten uit beschikbaar inkomen worden bekostigd via reservering vooraf, of gespreide betaling achteraf. Als in bijzondere omstandigheden ten gevolge van: lichamelijke en/of psychische gesteldheid, ziekte of handicap extra kosten gemaakt moeten worden, is bijzondere bijstand mogelijk. Denk bijvoorbeeld aan:
 sterke vermagering of gewichtstoename door: ziekte, gebrek of medicijngebruik waardoor de kleding niet meer past;
 abnormale slijtage door: gebruik van kunst- of hulpmiddelen, veelvuldige bewassing door incontinentie e.d.
Opm. extra energiekosten door veelvuldige bewassing vallen onder ''energiekosten''.
(…)
Vergoedingen: meerkosten vergoeden, te bepalen a.d.h.v. NIBUD-normen.
(…)
Categorie a bij de Bijlage kostensoorten bijzondere bijstand voor verwarmings- verlichtingskosten (stook en energiekosten)
Omschrijving
Kosten voor: stook en energie behoren tot de algemeen noodzakelijk kosten van het bestaan. Deze moeten uit beschikbaar inkomen worden bekostigd. Dit geldt ook bij hogere kosten vanwege: lange/strenge winter, uit behaaglijkheid-overweging of onverantwoord energieverbruik. Bij bijzondere omstandigheden zoals: noodzakelijk hogere kamertemperatuur bij (chronische) ziekte, frequent opladen accu’s elektrisch bediende rolstoel, hogere energiekosten vanwege extra bewassing e.d., kunnen de hogere energiekosten via de bijzondere bijstand vergoed worden.
(...)
Vergoedingen: meerkosten op basis van NIBUD-prijzengids in combinatie met het gebruikelijke energieverbruik.
Speciale uitkeringsvoorwaarden:
- voorwaarde om energieverbruik te verminderen bij gebleken energieverspilling;
- medisch advies nodig om noodzaak te kunnen bepalen.
(…)
Categorie c bij de Bijlage kostensoorten bijzondere bijstand voor bad- en douchekosten
Omschrijving
Door ziekte of handicap kan het voorkomen dat men vaker in bad moet of moet douchen. Voor de hieraan verbonden extra kosten van watergebruik en energie kan men beroep op bijz. bijstand doen.
(…)
Vergoedingen: Kosten dat men extra in bad gaat of doucht t.o.v. wat normaal gebruikelijk is. Berekening volgens NIBUD-tabel.
(…)
GMD-lijst (2020)
Stoornissen van interne organen
Cat.
Bijzonderheden
4-15 jr
>15 jr
Gevolgen van incontinentie
B1.1
incidenteel incontinent
woonadres in instelling
€ 205,--
€ 94,--
€ 292,--
€ 120,--
B1.2
regelmatig incontinent
woonadres in instelling
€ 396,--
€ 183,--
€ 536,--
€ 240,--
B1.3
voortdurend incontinent
woonadres in instelling
€ 559,--
€ 294,--
€ 738,--
€ 379,--
Stookkosten
Cat.
Bijzonderheden
4-15 jr
>15 jr
Stookkosten
H.1
€ 464,--

Voetnoten

1.De GMD-lijst is een eind 1993 door de Vereniging Nederlandse Gemeenten aan gemeenten toegezonden lijst met inkomensondersteunende maatregelen. Als gevolg van de opheffing van de GMD is deze lijst niet meer onderhouden, maar de bedragen worden door uitgever Schulinck periodiek geïndexeerd.
2.Bijvoorbeeld CRvB 27 februari 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BA0163 en CRvB 7 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:992.
3.CRvB 1 april 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1129.
4.Artikel 9, eerste lid, van de beleidsregel.
5.Categorie H1.
6.Een jaarlijkse vergoeding van € 464,00 per jaar komt overeen met € 38,67 per maand. De periode van 23 april 2020 tot en met 30 april 2020 komt neer op 0,27 maanden. 3,27 maanden * € 38,67 betekent een vergoeding van € 126,45.