ECLI:NL:RBZWB:2022:7374
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van bestuursdwang opgelegd aan waterschap voor dempen oppervlaktewaterlichaam
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 december 2022, wordt het beroep van eiser tegen de opgelegde last onder bestuursdwang aan [naam betrokkenen] beoordeeld. De zaak betreft een last die is opgelegd voor het dempen van een oppervlaktewaterlichaam. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R.H.U. Keizer, heeft bezwaar gemaakt tegen eerdere besluiten van het dagelijks bestuur van waterschap Scheldestromen. Het dagelijks bestuur had in eerdere besluiten vastgesteld dat [naam betrokkenen] aan de opgelegde last had voldaan, maar eiser was het daar niet mee eens en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak van 3 december 2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:6180, het dagelijks bestuur opgedragen om binnen acht weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. In het bestreden besluit van 25 januari 2022 heeft het dagelijks bestuur een nieuwe last onder bestuursdwang opgelegd aan [naam betrokkenen]. Eiser heeft hiertegen opnieuw beroep ingesteld.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. De rechtbank stelt vast dat het dagelijks bestuur niet heeft voldaan aan de eerdere uitspraak en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat bestuursdwang niet wordt toegepast. De rechtbank heeft het dagelijks bestuur opgedragen om de bestuursdwang binnen acht weken na deze uitspraak ten uitvoer te leggen. Daarnaast is het dagelijks bestuur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiser en het griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van handhaving en de noodzaak voor bestuursorganen om hun besluiten serieus te nemen en tijdig te handelen.